De Haarlemse beeldend kunstenaar Pieter Zwaanswijk was een alleskunner. Een duivelskunstenaar en een onvermoeibare werker, die zijn hand niet omdraaide voor een schilderkunstige kopie van een klassieke meester als Rembrandt, Sluijters of Verwey.
Absurd, confronterend, maatschappelijk betrokken, ambachtelijk, Quasi-Realisme. Enkele termen en kwalificaties die deze dagen langsschieten op de socials. Piet overleed op 77-jarige leeftijd in de nacht van zondag op maandag. Hij was vanaf het begin betrokken en trouw deelnemer aan Kunstlijn Haarlem.

door Paul Lips / Spaarnestroom
(omslagfoto © website Piet Zwaanswijk)

De zon scheen die zaterdagmiddag vanaf de westzijde naar binnen bij galerie Kruis-weg68. Het was 17 juli 2021, de middag van de finissage van ‘Time Lapse‘, een solotentoonstelling op verzoek van Michel van Overbeeke en Joke Stoute, waar Zwaanswijk vroege werken in combinatie met recent werk toonde. De wenkbrauwen van de aanwezigen fronsden toen achterin de ruimte een deur zich opende en daar het eenmans-fanfare-orkest ‘Arti et Religione’ verscheen. Dat was Piet, getooid met een snaredrum en sticks, marcherend door de ruimte, daarbij een perfect marsritme roffelend. Het optreden duurde slechts enkele minuten. Voor dat je het wist was het alweer voorbij. Voor wie over een associatieve geest beschikte was het duidelijk waar Piet naar verwees: naar de militairen in hun uniformen die je op de recente werken kon ontwaren. Uniformen geven mensen een gevoel van macht, wist Zwaanswijk. Voor hem reden genoeg om ze kunstzinnig te bespotten.

‘De schilder en zijn model’, © Piet Zwaanswijk

Gezagsdragers of religieuze instituten: niemand was veilig voor de onuitputtelijke creatieve geest die Pieter Zwaanswijk was. Dat heeft de toenmalige burgemeester De Gou in 1974 geweten. Boos de zaal van het Concertgebouw verlaten omdat het Wilhelmus niet door het Noord-Hollands Philharmonisch Orkest wordt gespeeld? Gerrit van Dijk en Pieter Zwaanswijk vervaardigden het kunstwerk ‘Ons Erelid‘ (compleet met ‘Wien Neêrlandsch bloed door d’ aderen vloeit’-muziekje) en verwierven er landelijke bekendheid mee. Het leverde het duo een televisie-item in de Van Speyk Show van Aad van den Heuvel op.
Tja en of de kunstenaar zijn installatie ‘Merry Fucking Christmas‘ (2016) in de Stadskunstkamer wilde ‘heroverwegen’ (lees: verwijderen) leverde bij artistiek Haarlem de nodige gniffels op. Zwaanswijk stelde de hypocrisie van het vercommercialiseerde kerstfeest aan de kaak en zette en passant de toenmalige cultuurwethouder in zijn hemd. Verwijderen? Geen denken aan.

Piet was principieel en toonde in zijn schilderijen, tekeningen, collages, beelden, assemblages en installaties de gruwelijkheden waartoe de mens in staat is, maar: “Waren er maar meer mensen als deze vredelievende Piet, dan zou de wereld er anders uitzien”, stelde vriend Jacques Overtoom tijdens de opening van de tentoonstelling ‘Deadline‘ in 2022 bij 37PK. Diverse keren werd Zwaanswijk onderscheiden. Maar een onderscheiding in de vorm van een oeuvreboek is wellicht een tip voor de nog levende vriendenschaar.

Ondanks zijn jarenlange ziekte werkte Piet onverdroten door. Hij was actief als decorschilder bij Perspekt Studio’s in de Waarderpolder en bestierde met wijlen Jan Heijer tussen 2005 en 2019 het onvolprezen en drukbezochte Jan en Piet Museum aan de Dijkstraat, een van de laatste rafelrandjes die Haarlem nog rijk was – inmiddels vakkundig met de grond gelijk gemaakt in opdracht van Buro Stadsvernieling. Toen dat eenmaal was geschied mochten we Piet ook weer gewoon bij zijn oorspronkelijke naam ‘Pieter’ aanspreken. Maar eigenlijk bleef hij Piet. De Piet die zowel oudere generaties als jongeren
wist en weet aan te spreken. En zie je ergens een afbeelding van een prachtige dame in koningsjurk… maar mét een varkenskop, dan weet je: dit is een Zwaanswijk.

De Kunstlijn-groepstentoonstelling in het Stedelijk Gymnasium (2 en 3 november 2024) was Piets artistieke zwanenzang. Zowel Piet Zwaanswijk als zijn eega Jessica Assmann exposeerden: Piet met collages en Jessica met gemonteerde zwartwit-foto’s. Piet als Henri Matisse schilderend vanuit bed met een penseel bevestigd aan een lange stok. Een symbolisch beeld. Maar ook die andere fotocollage: een ziekenhuisgang met stoelen en een bijzettafeltje. Op dat tafeltje (gemonteerd in de foto): de kop van Piet. Met een doodernstige blik. Uiteraard.

Piet en Jessica dansend tijdens de opening van Kunstlijn 2022

‘Ik schilder wat me opvalt’

Het zijn realistische werken van wandelaars aan zee of koeien in de wei, maar ook bevreemdende beelden zoals een hooggehakte dame op een scootmobiel of een dansende man in een trouwjurk. Met zijn schilderijen reageert Tony Rootlieb op ludieke wijze op het gedrag van mens en samenleving. “Het is belangrijk anderen te observeren als je wilt weten wie je zelf bent.”

Tony woont in een pand in een zijsteeg van de Grote Houtstraat. De gang beneden oogt als een expositieruimte. Er hangen schilderijen van muziekinstrumenten, strandgezichten, landschappen en zelfportretten. Als lambrisering op de muren heeft de kunstenaar Chinese houten panelen met draken gemonteerd, de vloer is beschilderd als een Perzisch tapijt. Het woongedeelte op de eerste verdieping is klassiek/oosters ingericht. Her en der staan zelfgemaakte lampen van muziekinstrumenten. Langs de wanden staan kasten vol met esoterische boeken.

Tony verhuurde jarenlang Daisy Bell Oefenruimtes in het Slachthuis in Haarlem. Hij deed dat samen met zijn ‘soulmate’ Willeke. Zij regelde de bar, hij was verantwoordelijk voor het technisch gedeelte en maakte er zelf ook muziek. Als jonge man volgde Tony de zeevaartschool, hij heeft nog een blauwe maandag gevaren. Later werkte hij voor een theaterproductiebedrijf, waar hij decors ontwierp en bouwde. Ook schilderde Tony de interieurs van verschillende coffeeshops. Momenteel maakt de kunstenaar schilderijen en 3D objecten. “Ik moet me op verschillende manieren kunnen uitleven, ik kan niet alleen maar schilderen. Er zijn tijden dat ik dag en nacht schilder, op een gegeven moment is de inspiratie weg en ga ik met iets anders aan de slag.” In de zomermaanden heeft Tony een huisje op het strand in Zandvoort, dan schildert hij strandgezichten. “Ik zet op doek wat ik zie. Ook zit ik graag te schilderen langs het Spaarne, of maak foto’s van een mooi tafereel en werk dat verder uit in mijn atelier.”

Tony Rootlieb

Tegenoverstellingen

De kunstenaar omschrijft zijn huidige stijl als modern realisme. Met zijn schilderijen reageert hij op speelse wijze op het gedrag van mensen en de samenleving. Hij schildert wat hem opvalt. “Met sommige schilderijen wil ik iets vertellen, dan bedenk ik eerst wat het moet uitbeelden voordat ik eraan begin. Ik zet een scene in elkaar en maak daar foto’s van met een timer of laat een ander fotograferen.” Op veel werken is Tony zelf het model. Hij wijst op een doek met een gewapende soldaat. “Dit werk gaat over tegenoverstellingen. Als mensen een uniform aankrijgen, gaan ze gek doen. Ze voelen zich geroepen om tot het uiterste te gaan, om extreem te reageren. Ik krijg altijd opmerkingen op dit werk. ’Prachtig geschilderd’, zeggen ze dan, ‘maar wat moet je nou met een pistool?’ Ze vinden het agressief. Ik leg dan uit dat de boodschap juist anti-oorlog is in plaats van pro-oorlog.”

Op de overloop hangen nog meer grote schilderijen. Een mooi aangeklede dame met een racebril op zit op een scootmobiel. “Ze gaat uit, de show must go on. Ik probeer met humor serieuze zaken in beeld te brengen.” Naast de vrouw hangt een schilderij met een man met een gasmasker op. “Die schilderde ik in coronatijd. Iedereen liep met maskertjes op, ik heb het wat overdreven.” Daarnaast een werk met een dansend echtpaar. “Dit gaat over de genderkwestie, ik vind het allemaal wat ver gaan. Tegenwoordig weet je niet meer wat de rol van de man en de vrouw is. Het paar maakt de dans van het leven, hij heeft een trouwjurk aan en zij een hoge hoed op. Eigenlijk leg ik liever niet uit wat ik met mijn schilderijen verbeeld, dat moeten mensen zelf maar bedenken.”

Tony Rootlieb

Gooi- en smijtwerk

Op zolder bevindt zich het atelier van Tony. Hij gaat voor de trappen op. Onderweg toont hij een grote verzameling Frans glaswerk. “Ieder stuk is uniek, ze zijn met de hand gemaakt. Ik houd van verzamelen, ook deze hoedjes bijvoorbeeld.” Boven op de kapstok liggen twee hoge stapels herenhoeden in verschillende kleuren. Daaronder staat een scootmobiel. “Ik racete ermee door het huis tot ik een keer de bocht uit vloog en mijn contrabas aanreed.” Boven laat hij eerst zijn oefenruimte zien in een geluidsdichte kamer, in de ruimte ernaast staat een mengtafel. Aan de wand in zijn atelier hangen een lammy en een bontmuts. “In de winter is het hier ontzettend koud, ik heb geen kachel. In de zomermaanden als het heet is droogt mijn acrylverf te snel. Het is een beetje behelpen, ik kan niet het hele jaar rond schilderen.” Op een houten ezel staat een schilderij van twee vrouwen aan zee. Verschillende verfpotten staan binnen handbereik op de grond. Het andere deel van de zolder is ingericht als werkplaats. Hier maakt Tony zijn kunstobjecten.

“Ik kan in mijn werkruimte creëren wat ik wil. Ik heb kasten vol beitels, hamers en boren, en ik kan lassen en snijden.” In de kunstobjecten van Tony zitten vaak muziekinstrumenten verwerkt. “Als ze niet meer te repareren zijn, maak ik er een lamp van bijvoorbeeld en als dat lukt een hele reeks lampen. Ik ben wel snel verveeld. Als de uitdaging eraf is begin ik weer aan iets nieuws, wandelstokken fabriceren of zoiets.” De kunstenaar komt uit een geslacht van huisschilders. Als jongen was hij al met schilderen bezig. “Dat was vooral gooi- en smijtwerk. Mijn vader zei: ‘Als dat is wat je wilt, ga dan eerst echt leren schilderen. Gooien met verf kun je altijd nog doen.’ Heel wat jaren later op mijn vijfentwintigste heb ik lessen genomen. In 2020 haalde ik mijn diploma op Kunstacademie Haarlem. Ik wilde nog wat bijleren. Bovendien had ik dat ‘papiertje’ nodig om op middelbare scholen schilderles te kunnen geven.”

Tony Rootlieb

Leven zin geven

De kunstenaar is geïntrigeerd door het gedrag van mensen, hij observeert graag. Volgens hem is het belangrijk om naar anderen te kijken als je wilt snappen hoe jezelf in elkaar zit. “Wanneer je mensen observeert, observeer ook jezelf. Je ziet hoe ze zaken aanpakken, hoe ze reageren, je ziet het goede en het foute daarin. Je kan leren van het gedrag van anderen en jezelf ontdekken, dat geeft het leven zin.” Tony wijst op een schilderij van twee mannen tegenover elkaar aan tafel. Het verbeeldt de kunstenaar die met zichzelf een kaartspel speelt. “Het spel in het leven is erachter komen wie je bent. We kaarten met onszelf. Sinds mijn dertigste ben ik met theosofie bezig. Lange tijd heb ik geleefd als een echte rock ’n roller met alles erop en eraan. Daar heb ik een hoop van opgestoken, maar dat had ook verkeerd kunnen aflopen. Op een gegeven moment ging bij mij een lampje branden en ben ik bewuster over het leven gaan nadenken. De oefenruimtes in het Slachthuis waren heel belangrijk voor mij. Ik kon daar rust vinden, muziek maken én schilderen.”

Tony is ook gefascineerd door kleur. Volgens hem is de kleurenwetenschap zo goed als vergeten. Kleur zit net als muziek wiskundig in elkaar, meent hij. “Er zijn drie primaire kleuren. Daarmee moet je alles kunnen maken. Alleen zijn de pigmenten van geel, rood en blauw in verf niet de echte kleuren uit het kleurenspectrum (zichtbaar licht bestaat uit de kleuren van de regenboog red.) In verf heb je zoveel verschillende tinten, ik heb meestal twee rood, twee blauw, twee geel, wit en een paar extra kleuren voor warmte. Als ik een tafereel zie kan ik het zo schilderen. Net als met muziek, als je snapt hoe het werkt kan je elk instrument bespelen. Je moet alleen je motoriek aanpassen. Het is de wil om iets te leren.”

Tony Rootlieb

Licht en vrolijkheid

Het willen leren en begrijpen is voor de kunstenaar erg belangrijk. Het is zijn tweede natuur. “Als ik ga hardlopen onderzoek ik eerst hoe dat werkt. Welke spieren zorgen voor beweging? Ik wil precies weten hoe het zit. Als ik het begrijp, vind ik het ook leuker om te doen. Het gaat mij niet om een wedstrijd winnen, maar om de techniek. Ik ben een technicus, vroeger al vond ik het heerlijk om iets uit elkaar te slopen en te zien waarom het zo goed functioneerde.”

De schilderijen van Tony zijn kleurrijk, hij gebruikt vaak aparte kleuren.Ik heb veel ‘zware’ schilderijen gezien in donkere tinten van Breitner bijvoorbeeld. Prachtig geschilderd, maar ik zou het niet bij mij aan de muur willen. Israëls daarentegen uit dezelfde periode schilderde met mooie heldere kleuren. Ik vertel graag een serieus verhaal met mijn schilderijen, maar wel op een vrolijke manier. Zwaarmoedigheid past niet bij me. Ik schilder licht en vrolijkheid in mijn werk. Ik heb meerdere schilderijen gemaakt van Amerikaanse auto’s’ uit de jaren dertig met een blauwe lucht en een felle zon. Ik heb niets met auto’s, maar deze hebben zo’n mooie ronde vorm. Ze staan voor Cuba, warm weer, vrijheid en avontuur.”

Realistisch schilderen vergt veel concentratie, de tijd staat even stil. Ik vergeet zelfs naar het toilet te gaan of te eten. Ik kan tot drie keer toe struikelen over hetzelfde snoer dat achter me ligt, zo ga ik op in mijn werk. Schilderen is voor mij een uitlaatklep, het ontspant me.”

Tekst: Meta van der Meijden                                                                                                                       /Fotografie: Christhilde Klein

Dit interview is ook gepubliceerd in HRLM Stadsglossy nr 94

Tony Rootlieb

Na deze editie van de Kunstlijn is het voor hoofdcurator Marion Reulen mooi geweest: na vijftien jaar tomeloze inzet komt er een einde aan haar werkzaamheden. Op het hoogtepunt stoppen, is haar devies. “Het is goed als nu andere mensen het overnemen, mensen met een frisse blik.”

door Paul Lips
foto Marion Reulen: © Paul Lips

Jarenlang drukte Marion Reulen haar stempel op Kunstlijn Haarlem. Ze staat bekend als een onvermoeibare verbinder, met goede ideeën over expositieplekken en het samenbrengen van kunstenaars. “Ik heb geen enkel persoonlijk belang, dus dan kan er ook geen sprake zijn van vriendjespolitiek. Een ander voordeel is dat ik zelf geen kunstenaar ben. Ik ben in staat met de nodige afstand naar dingen te kijken.”
Ook al heeft ze al die jaren de grote lijnen vormgegeven en contacten onderhouden, daarnaast heeft Marion een uitstekend oog voor details en ‘waar op te letten’ bij het organiseren van zo’n groot evenement. Een grondhouding die soms een tikje streng kan overkomen; haar achtergrond in het onderwijs zal hier ongetwijfeld een rol hebben gespeeld. Met Joke Breemouer vormde Reulen jarenlang een spreekwoordelijke ’tandem’ die het team aanstuurde en inspireerde. Joke Breemouer nam begin dit jaar afscheid, voor Marion Reulen zit het er na het tweede Kunstlijn-weekend op. Op vrijdag 15 november is er dan nog de uitreiking van de Joke Breemouer Kunstlijn Prijs (en Kinderjury Prijs) bij Kunst Centrum Haarlem en dan is het mooi geweest. Tijd voor nieuwe vergezichten, zoals Marion zelf zegt.

Hoe ben je destijds bij de Kunstlijn betrokken geraakt?
“Ik was zes jaar lang voorzitter van De Vishal, de kunstruimte aan de Grote Markt. In die tijd was Joke Breemouer daar penningmeester, en zij was toen ook al directeur van de Kunstlijn. Dus Joke vroeg me om bij het Kunstlijn-team te komen.
Bij De Vishal raakte ik betrokken omdat ik Harm van Ee kende met wie ik in een tennisgroepje zat. Laat ik het zo zeggen: ik mepte een goede bal, haha. Zo komen die dingen dan bij elkaar. Het idee van Harm was om De Vishal te professionaliseren. Daar kreeg ik ook de kans om als curator op te treden. Ik hou van organiseren en mensen samen te brengen. Met de toenmalige wethouder van cultuur – Chris van Velzen – ben ik Kunst op Kantoor gestart. Elke maand was er een gesprek met de wethouder, de kunstenaar en ik. Het was een estafette, de kunstenaar koos de volgende kunstenaar. Ik organiseerde het geheel.
Moderne kunst heeft wel mijn voorkeur. Ook als het schuurt, zoals bij Lucian Freud of Anselm Kiefer. Zelfs als het afstotend lijkt kan kunst fascineren.”

We gaan even helemaal terug. Waar groeide je op?
“In Sint Odiliënberg, een dorpje in Limburg. Connie Palmen woonde op de ene hoekvan de straat, wij op de andere hoek. Ik ging naar de MMS in Roermond, maar wilde al snel mijn horizon verbreden. Mijn moeder stimuleerde me om op eigen benen te staan, dus ik wilde op kamers, in Nijmegen. Op de MMS had ik een docent die kunstgeschiedenis gaf. Daar raakte ik benieuwd naar. Het is zelfs voorgekomen dat als hij een afbeelding van een kunstenaar omhoog hield, dat ik dan riep: Kokoschka!’. Waar dat vandaan kwam weet ik niet, dat had ik kennelijk ergens opgepikt. Kunstgeschiedenis had ik graag willen studeren, maar ik besloot om eerst te kiezen voor het onderwijs. Zo’n vak waar je ouders wel vertrouwen in hebben. Waar je een boterham in kunt verdienen. Later ben ik ook pedagogiek gaan studeren. En nog later heb ik cursussen Moderne Kunst bij de Vrije Academie Amsterdam gevolgd.”

Ik heb begrepen dat je directeur was van De Haarlemse Montessorischool en in de Haarlemse kunstscene belandde.
“Het Montessori-onderwijs sprak me aan om dat daar meer het individu centraal staat in plaats van de groep. Het Montessori-onderwijs werkt vanuit de visie: ‘help me het zelf te doen’. Dat is me ook later bij het curatorschap goed van pas gekomen. Het persoonlijk contact vind ik erg belangrijk.
In Haarlem had je midden jaren zeventig een levendig artistiek klimaat, met de kunstopleiding Ateliers 63 enzovoort. Ik had een relatie met kunstenaar Jan Polak. Hij gaf les bij Kreater. We hadden een vriendengroepje waar bijvoorbeeld ook Eric de Nie en Fred Benjamins deel van uitmaakten. En Kees Visser, die zich bezighoudt met geometrische en conceptuele kunst. Als Jan op dinsdagavond bij Kreater klaar was met lesgeven gingen we met een groepje – de Kreater-docenten Jan Polak, Sjoerd Buisman, Mari Boeyen en ik – naar Het Augustijntje in de Kleine Houtstraat, tot in de kleine uurtjes. Een mooie tijd. Ik studeerde toen pedagogiek. Maar we gingen er ook op uit om kunst te bekijken, zoals naar de Documenta in Kassel. Bij mij sloeg de vonk over. Ik ben altijd nieuwsgierig naar kunst en kunstenaars. En als curator moet je niet bang zijn.”

Medewerkers in Team Kunstlijn zijn altijd vrijwilligers. Jij hebt er gigantisch veel tijd ingestoken, waardoor het hoofdcuratorschap is verworden tot een soort fulltime-functie. De vraag is hoe dit zich in de toekomst zal ontwikkelen. Heb je tips?
“Dat is ook het leuke van vrijwilligerswerk, dat je onderdeel uitmaakt van een team. We hebben perioden ook vreselijk met elkaar gelachen. En als het goed is ontwikkel je met elkaar nieuwe ideeën. Zoals ‘Kunst in de kamer van de Wethouder’, dat voortkwam uit ‘Kunst op Kantoor’. Dat is niet altijd even makkelijk, want je mag er geen spijker in de muur slaan. Denken in oplossingen is van belang.
Als hoofdcurator van de Kunstlijn voerde ik altijd met iedereen overleg. Ook ga ik overal langs. Een bedankje na afloop is ook belangrijk, al is het maar een klein gebaar. Het gaat bij alles om de toon. De toon maakt de muziek.
Dat je als publiek de ateliers van binnen kunt bekijken is een van de voordelen van de Kunstlijn. En als de kunstenaar dan ook zelf aanwezig is om over het werk te vertellen wordt er meer verkocht, is de praktijk. Als curator heb ik me altijd ingezet om bij de beeldende kunst ook andere disciplines te betrekken, zoals muziekuitvoeringen (bijvoorbeeld stukken van Simeon ten Holt gespeeld op vier piano’s).
Natuurlijk kun je het niet voor iedereen goed doen. Er zullen altijd kunstenaars of bezoekers zijn die met kritiek komen. Mijn stelling is: ‘kritiek is een gratis advies’.
Tijdens de opening in sociëteit Vereeniging kwam iemand binnen die zei: “Voor mij is de Kunstlijn de Koninginnedag van de herfst.” Dat is toch prachtig?”

Je hebt je al die jaren altijd hard gemaakt voor de Kinderkunstlijn…
“Ik hoorde ergens zo’n mooie stelling: ‘ieder kind is een kunstenaar maar de moeilijkheid is er een te blijven’.
Want we raken gaandeweg dat spontane vaak kwijt. Omdat ik werkzaam was in het onderwijs heb ik de organisatie van een Kinderkunstlijn altijd belangrijk gevonden. Het idee van de Kinderkunstlijn is overigens bedacht door Janneke Vens, toenmalig lid van het Kunstlijn-team. In de loop der jaren is de opzet enigszins veranderd, maar we zijn in staat gebleken er musea als het Frans Hals Museum, Teylers Museum en ABC Architectuurcentrum bij te betrekken. Dat Cora Verhoog dan een workshop voor de kinderen kon komen geven in het ABC is geweldig. Ook de organisatie van zo’n Kinderkunstlijn is arbeidsintensief. Dat vereist investeren. Blij ben ik met de Kinderjury Prijs die dit jaar voor het eerst wordt uitgereikt, waarbij kinderen hebben gestemd op hun favoriete kunstwerk in het kunstcentrum.”

Tot slot, veel Haarlemmers en regiogenoten zullen jou dankbaar zijn voor je inzet – en je in je functie gaan missen. Ook al zul je niet van het toneel verdwijnen.
“Het mooie van zo’n evenement als de Kunstlijn is dat het je helpt jouw kunstzinnige smaak te ontwikkelen. Kunst verlegt grenzen (ook binnen jezelf), traint je hersenen, leert ons dingen te begrijpen en/of te accepteren. Kijken, voelen, verbazen, genieten, verwonderen.
De kracht van kunst is dat het veel meer kan betekenen dan wat de maker heeft bedacht. En dat het voor iedereen persoonlijk iets anders kan betekenen. Je omringen met kunst maakt je gelukkiger. Je krijgt er een goed humeur van. Als ik daar die vijftien jaar als hoofdcurator aan heb kunnen bijdragen dan is het wat mij betreft gelukt.”