Menselijke figuren met ingezwachtelde torso’s en benen, zonder gezicht. Extremer nog, objecten ingepakt in een deken, alleen het gewei of de hoeven nog zichtbaar. Zijn het mensen of dieren? Mislukt of bevrijd? De beelden van Alet Pilon zijn confronterend en roepen tegenstrijdige emoties op. “Ik heb voor mijn werk het menselijk lichaam nodig als drager, als kwetsbaar beeld. Wat ik maak moet beschermd worden, dat komt allemaal voort uit mijn angst voor de dood.”
Alet Pilon is opgeleid als modeontwerper. Ze gaf jarenlang les op de modeafdelingen van verschillende kunstacademies in Nederland. Van mode kun je bij haar werk nauwelijks spreken, wel is het menselijk lichaam nog steeds de drager van haar creaties. Haar werk gaat over mens en dier, angst, kwetsbaarheid en eenzaamheid. De objecten vertellen een persoonlijk verhaal. Pilon is geëvolueerd van modeontwerper tot beeldend kunstenaar. Ze maakt kunst waarmee ze de grenzen opzoekt tussen mooi en lelijk.
Na haar opleiding is Alet niet in de modewereld aan het werk gegaan. Ze kreeg tijdens haar stage een hekel aan de sfeer en mentaliteit en vond het zelfs zo verschrikkelijk, dat ze zich voornam nooit in de confectie te gaan werken. De modewereld is haar te jachtig en te populistisch. Pilon is het grafisch vak ingegaan en tekende in haar eigen tijd mode-illustraties. In de jaren daarna belandde ze in het onderwijs als modedocent. “Ik ben ooit begonnen als modeontwerper en uitgegroeid tot iemand die conceptueel denkt, beelden maakt. De modewereld trekt me helemaal niet meer. Ik heb niets met commercie, het is een nepwereld en veel te oppervlakkig.”
Pilon maakte in haar beginjaren heel mathematisch werk met katoenen en metalen. Haar latere werk is aangrijpender, onder meer door het gebruik van nepbont en delen van dieren. Ze verwerkt in haar installaties paardenstaarten, hoeven, hoorns, vleugels, geweien, snavels en vogelschedeltjes. “Op een gegeven moment werd ik moe van het metaal. Het is hard en koud en maakt veel lawaai als je het bewerkt. Ik wilde eigenlijk vanuit mijn emotie werken, maar dat had ik niet geleerd gedurende mijn opleiding. Tijdens een vakantie in Zwitserland zag ik bij een slager in de etalage een paardenstaart hangen. Ik vond dat zo’n fascinerend gezicht, maar het paard zelf lag in bloederige stukjes in de winkel. Na een kleine aarzeling heb ik de staart gekocht. Mijn partner keek vies toen ik naar buiten kwam en mijn drie honden werden onrustig. De hele auto ging naar paard ruiken, ik kreeg vreselijk spijt.”
Cocon
Alet is opgegroeid in een beschermd en warm nest. Haar moeder was zeer ondernemend en haar vader werkte als huisarts. Er werd van de kinderen verwacht dat ze zich netjes gedroegen en over emoties werd niet gesproken. Pilon was het oudste kind en had alleen broers. Ze zat als een cocon in zichzelf opgesloten, durfde zich niet te uiten en deed alleen brave dingen. Op haar eenentwintigste trouwde ze, het huwelijk hield acht jaar stand.
“Na mijn scheiding wilde ik anders leven. Dat kwam ook door de studenten waar ik les aan gaf. Die waren allemaal bezig zijn met hun emoties, dat wilde ik ook. Het kopen van die paardenstaart was het begin van het volgen van mijn gevoel. Het heeft lang geduurd voordat ik het lef had ook echt iets met die staart te doen. Hij heeft nog drie maanden in de schuur gehangen voordat ik zo ver was.”
Waarom gebruik je delen van dieren?
“Die staart is dood. Hij heeft iets meegemaakt waar ik heel bang voor ben. Op een bepaald moment durfde ik die paardenstaart aan te raken en zelfs op te pakken. Hij werd steeds vertrouwder en een beetje van mij. Die dierdelen zijn voor mij een metafoor voor de dood. Als bijvoorbeeld een kat wordt aangereden, dan raak ik verlamd van angst en ren weg. Ik zou er juist heen moeten gaan om te kijken of ik het dier kan helpen. Via dieren wil ik dichter bij de dood komen. Op het moment dat ik kan kijken naar een dood vogeltje, kan ik er wellicht ook mee omgaan als dierbaren overlijden. Dat is het ergste wat ik me kan voorstellen. Inmiddels ben ik wat ouder en vaker met de dood geconfronteerd geweest. Er ontstaat toch een zekere gewenning, net als met die staart. Nu mijn moeder stervende is, kan ik daar enigszins mee omgaan.”
De paardenstaarten die Alet gebruikt bij haar objecten komen van de slager, het imitatiebont komt uit de winkel. Om aan meer delen van dieren te komen plaatste ze ooit een advertentie in een krantje in Zwitserland. Ze kreeg enorm veel aangeboden van boeren. Het merendeel vond ze eigenlijk te eng en te vies om aan te raken. Hoeven van paarden met het onderbeen er nog aan en koehoorns die ze moest uitkoken. Inmiddels doet ze niets meer zelf en gaan alle dierdelen eerst naar de preparateur.
“Op een gegeven moment zag ik een aangereden zwaan langs de kant van de weg liggen, dat was heel bijzonder. De enige manier om aan delen van een zwaan te komen, is als je er één vindt. Rijkswaterstaat hoort ze op te ruimen en die mag ze niet afgeven. Als je er één vindt, moet je de zwaan eerst melden bij de politie. Ik vond het super eng om de zwaan mee te nemen. Toen ik de auto keerde was ik vreselijk bang en mijn hart ging als een gek te keer. Met afschuw tilde ik de zwaan op, die was erg zwaar en de twijfel sloeg toe. Vrachtwagens die langs reden toeterden hard en ik dacht, nu ben ik begonnen nu maak ik het af ook. Met de stijf bevroren zwaan in mijn auto heb ik me gemeld bij de politie. De agent maakte de achterbak open en het bloed stroomde eruit, zo smerig. De zwaan was onderweg ontdooit. De preparateur heeft hem uiteindelijk uit mijn auto gehaald en klaar gemaakt voor gebruik.”
Conceptueel
Pilon heeft zo haar eigen manier van werken. Ze bedenkt eerst uitgebreid wat ze gaat maken voordat ze aan de slag kan. “Er ontstaat een beeld in mijn hoofd en dat wordt steeds duidelijker, hoe langer ik er over nadenk. Ik ben niet iemand die in haar atelier gaat zitten en vanzelf aan het creëren gaat. Zoals een schilder, die pakt een kwast, verf en begint te schilderen. Ik moet het hele werk eerst goed in mijn hoofd hebben. Zolang ik nadenk, doe ik nog niets met mijn handen. Ik werk heel conceptueel.”
Ben je ontwerper of beeldend kunstenaar?
“Een ontwerper gaat zitten met een doel voor ogen. Dat doel heb ik niet, ik heb een inhoudelijk verhaal te vertellen en wil iets verbeelden. Wat voor ideeën komen er binnen en welke materialen ga ik gebruiken? Ik ben dan alleen nog bezig het beeld vorm te geven, daar komt nauwelijks een schets aan te pas. Dan ga ik beginnen en soms is het precies wat ik in mijn hoofd had en soms niet. Dan moet ik het verder uitdenken. Een ontwerper zit en heeft een tekenblok op schoot, hij is constant aan het schetsen. Het doel is bekend evenals de verhoudingen en het silhouet. Hij bedenkt alleen de stoffen en de details. Ik heb geen bepalingen, die maak ik zelf uit. Een beeldend kunstenaar noem ik mezelf ook niet. Wat zegt die naam eigenlijk? Het is een vrij beroep, iedereen kan zich zo noemen.”
Wat wil je vertellen met je kunst?
“Het gaat over eenzaamheid, kwetsbaarheid en angst voor de dood. Dat hoort bij mij. Het meisje in het jongensgezin. Ik heb me altijd alleen gevoeld en angstig. Onder de dekens weg kruipend, bang dat er iemand dood zou gaan en dat ik dat niet aan zou kunnen. De dood verlamde mij en ik vond het vreselijk dat ik daar ooit mee geconfronteerd zou worden. Misschien is het een onderdeel van mijn christelijke opvoeding, angst voor het kwade.”
Animan
Bij veel werk van Pilon staan de modellen in ingewikkelde poses met verwijzingen naar de wereld van de dans. De vrouwen in de serie ‘Jumping Juwels’ maken grote sprongen en lijken te zweven. Ze gaan gekleed in kleine bontpakjes en dragen horens.
Hou je van dans?
“Ik heb niet zozeer iets met dans, meer iets met het menselijk lichaam. Ik hou van het atletische lijf, slank en gespierd. Een dierlijk mens eigenlijk, een ‘Animan’. Ik speel met mens en dier in één lijf en wil ze zo dicht mogelijk bij elkaar brengen. Een nieuw soort mens, een bevrijd mens. Als je een mens vleugels geeft, is hij bevrijd van alles en niet meer kwetsbaar.”
Ben je geïnspireerd door de mythologie?
“Het ontstaat gewoon. Op het moment dat je delen van dieren toevoegt aan het menselijk lichaam, dan heb je al snel een mythische figuur. Bij mijn werk ligt het voor de hand aan mythologie te denken.”
Pilon haar kunst is steeds persoonlijker en aangrijpender geworden. Naast het gebruik van dierdelen op het menselijk lichaam wordt het lijf ook minder zichtbaar. Benen, armen of hoofd zijn ingezwachteld met verband. De objecten zijn confronterend en roepen tegenstrijdige emoties op.
“Ik haal meer uit mezelf en wat ik maak gaat echt over mij. Ik heb een tweelingbroer, waar ik geen contact meer mee heb. Mijn moeder heeft mij ooit onze doopjurkjes gegeven, daar wilde ik graag iets mee doen. Ik heb twee popjes gemaakt, wit geschilderd, de doopjurkjes aangetrokken en hun hoofdjes ingewikkeld met verband. Daarover heen heb ik een transparante doek gelegd met in het rood geborduurd ‘Talk To Me’. Hoeveel persoonlijker kan het worden? Als ik naar dat werk kijk, denk ik: we zijn samen groot gebracht, hebben alles gedeeld, waar is dat gebleven? Het is geen vrolijk beeld, het is zelfs heel verdrietig.”
Je objecten ogen door het gebruik van verband vaak mislukt of gewond.
“Mooi dat je dat zegt, want dan is het dus kwetsbaar en dat is precies wat wil ik uitbeelden. Dat heb ik nooit eerder als reactie gehad op mijn werk.”
Rietveld Academie
“Ik heb altijd geprobeerd mijn studenten te leren iets te maken waarin hun eigenheid te herkennen is. Jij bent de enige die jouw leven heeft geleid. Als je elementen gebruikt in je werk uit je eigen leven, zijn je creaties altijd uniek. Ik mis het lesgeven aan de Rietveld Academie enorm. Door een conflict moest ik er helaas uitstappen. De uitwisseling met jongeren vind ik fantastisch, ook de lange discussies. Ik geef een opdracht en een student wil het op zijn eigen manier doen. Er ontstaat een soort strijd die ik heel inspirerend vind.”
Bij recenter werk van Alet hebben de creaties wel een lijf en benen, maar geen gezicht. Zelfs extremer nog, objecten liggen ingepakt in een deken op de grond en alleen het gewei of de hoeven zijn nog zichtbaar.
“In mijn eerdere werk hadden mijn beelden wel gezichten. Er ging veel tijd zitten in het haar en de make-up van het model. Op een gegeven moment vond ik het gezicht te bepalend worden en had het niet meer nodig. Ik ontdekte dat toen ik het haar van een model aan het kammen was en haar vroeg het haar wat losser te schudden. Ze gooide het naar voren en ik dacht: dit is het. Geen gezicht, alleen haar dat is beestachtig genoeg. Ik wil niet meer dat iemand kan zien wie er achter zit.”
Wil je de mens niet zien?
“Ik heb de mens nodig als drager, als kwetsbaar beeld. Een mens zonder gezicht is heel kwetsbaar, die kan niet zien, horen, spreken of ruiken.”
Een mens zonder gezicht is toch heel beklemmend?
“Het komt voort uit mijn jeugd. Mijn vader was huisarts en tijdens de uitjes met ons gezin was hij verplicht zijn EHBO koffertje mee te nemen. Op een dag onderweg naar Ouwehands Dierenpark Rhenen gebeurde er een ongeluk. Mijn vader moest uitstappen en kijken of hij hulp kon bieden. Wij balen natuurlijk, ons uitje ging niet door. Dat waren enge momenten voor mij. Je zag iemand onder een deken liggen, alleen de benen nog zichtbaar en je dacht: is ie dood? Heel beklemmend. Dat beeld heb ik willen scheppen. Objecten in een deken, zonder gezicht, alleen benen die er uit steken. Totaal onduidelijk wat er in zit. Ik ben ook geïnspireerd geraakt door de periode dat ik als kunstenaar in een psychiatrisch centrum in Den Dolder verbleef, voor het project ‘Artist in Residence’. Daar zag ik mensen die zich echt gedroegen als dieren. Die mensen zijn niet menselijk meer, ze gaan gedrogeerd door het leven. Ze praten en leven als beesten en zitten in isoleercellen. Dat heb ik verbeeld met deze in dekens ingepakte figuren.”
Gemummificeerd
Het inpakken in dekens en het inzwachtelen met verband heeft naast dat haar vader huisarts was, ook een andere oorsprong. Haar moeder had vroeger erg last van spataderen en moest haar benen altijd inzwachtelen. Als kind was Pilon bang dat die aders zouden knappen en dat haar moeder dood zou bloeden. “Wat ik maak is kwetsbaar en moet beschermd worden, ingepakt en gemummificeerd. Het moet blijvend zijn en mag niet verdwijnen. Ik kan niet loslaten, dat merk ik ook nu mijn moeder op sterven ligt. Ik kan haar niet loslaten en zij mij niet. Dat zie je allemaal terug in mijn werk, dat kan ik eigenlijk ook niet loslaten.”
Verkoop je wel werk?
“Nee liever niet! Ik heb wel verkocht in het verleden, maar weinig. Ik kan slecht dingen uit handen geven, dat geldt ook voor mijn drie honden. Niemand behalve ik mag voor ze zorgen. Ik heb daarom uit zelfbescherming nooit gekozen voor kinderen, een veel te grote verantwoordelijkheid. Daar ben ik echt te angstig voor.”
Je hebt titels bij je werk waar spijt, verontschuldiging, twijfel maar ook strijd uit spreekt.
“Dat ben ik! Het is allemaal mij. Alle titels slaan op werk dat over mij gaat. Ik maak een serie kunstwerken en zie dan onder welke noemer het valt wat ik heb uitgebeeld. Ik heb een stapel ingepakte vrouwfiguren gemaakt waar je alleen de benen en voeten van ziet. Een op de acht vrouwen krijgt borstkanker. Die bovenste figuur op de stapel, dat ben ik met de rode pumps. Vijf jaar geleden heb ik die rotziekte gehad. Een vriendin van me zei later nadat ze het ook had gekregen, dat ze nooit wist dat zij er ook tussen lag in die stapel. Dat vond ik mooi, dat ze dat beeld achteraf zo had gezien. Door kunst te maken heb ik veel nare dingen uit mijn verleden verwerkt en ben ik nu een gelukkiger mens. Wel hopen natuurlijk dat die vreselijke ziekte wegblijft.”