Rutger van der Tas winnaar van de AVROTROS Kunst Van Gogh Wedstrijd 

De jury was het unaniem eens dat ‘Holy G’ van Haarlemmer Rutger van der Tas het winnende schilderij is. De kunstenaar brengt in ‘Holy G’ de maagd Maria en Vincent van Gogh samen. Het juryrapport omschrijft het schilderij als ‘een echt schilders schilderij.’ Van der Tas: “Dit is de bevestiging dat ik niet meer hoef te twijfelen of het wel nut heeft dat ik schilder.” Tijdens het Kunstlijnweekend is zijn werk te zien in kantoorboekhandel Muys.

De oproep aan kunstenaars om zich te laten inspireren door Vincent van Gogh leverde ruim 3700 inzendingen op. Uit de ingezonden beeldhouwwerken, schilderijen en foto’s koos de jury het werk van Van der Tas (35). Hij studeerde in 2014 af aan de Rietveld Academie. Schilderen is zijn grote passie. Psychische en lichamelijke onrust inspireren hem tot zijn kunst. Naast de schoonheid wil hij de pijn van het leven vatten en schilderen.

Waarom heb je mee gedaan aan de wedstrijd?

Rutger van Der Tas

Rutger van Der Tas – Holy G

Lees meer


Er bestaat geen scheiding tussen de verschillende kunststromingen, alleen maar verbindingen. Dat zegt kunstcriticus Ann Demeester, nu ruim een jaar directeur van het Frans Hals Museum en de Hallen en oud-directeur van kunstcentrum de Appel. Kunst is continu volgens haar. “Oude kunst krijgt een nieuwe betekenis als je het bekijkt vanuit het nu en omgekeerd. Het is jammer als men kunst niet actualiseert. Het is onze opdracht als museum een collectie niet alleen te beheren, maar er ook voor te zorgen dat mensen een connectie blijven voelen.”

Ann Demeester

inga powilleit photography

Was het een uitdaging om in het Frans Hals en de Hallen te gaan werken?

“Zeker, de grootste uitdaging voor mij is een combinatie te maken tussen oude kunst en hedendaagse kunst. Het lastige is dat je twee gebouwen hebt. Twee uiteenlopende kernen in de collecties, breng daar maar eens verband in aan. Het is een gewilde uitdaging dat wel, ik heb hem echt opgezocht.”

Is het mogelijk oude meesters en moderne kunst met elkaar te combineren?

“Een aantal musea in Europa is daar al langer mee bezig, onder meer de National Gallery in Londen, het Rijksmuseum, het Mauritshuis en het Kunstpalast in Düsseldorf. Ik vind het een logische combinatie, alleen moet je je constant afvragen hoe dat te doen. Kunst is in wezen niet gebonden aan een periode. Kunst bestaat al sinds de grotschilderingen en van toen naar nu vormt één geheel in mijn ogen. In de kunstgeschiedenis is alles opgedeeld in periodes. Barok, renaissance, hedendaagse  kunst. Als bezoeker heb je die indeling niet altijd nodig. Het gaat vooral om de ervaring die je hebt met kunstvoorwerpen en kunstideeën.”

Hoe gaan jullie oud en hedendaags combineren?

“We werken telkens met andere formats. De meest voor de hand liggende manier is om hedendaagse schilders naast oude meesters te hangen. We zijn voorzichtig begonnen kunstenaars de opdracht te geven een nieuw werk te maken op basis van gebouw en collectie. Vorig jaar hadden we filmmaker Arnoud Holleman. Hij maakte in de schutterszaal een film over kijken en bekeken worden in het museum. Volgend jaar zal een jonge kunstenares een sculptuur bouwen in de zalen waardoor de bezoeker anders kijkt naar de huidige collectie. We laten zien waar hedendaagse kunstenaars mee komen om zo iets toe te voegen aan wat er al is in het museum. Ieder seizoen een andere methode. Gebruik je steeds hetzelfde recept, dan wordt het saai en prikkelt het niet meer om het museum te bezoeken.”

Je bent directeur van twee musea. Het Frans Hals is gericht op oude meesters en de Hallen op hedendaagse kunst. Daar ligt die combinatie al.

 

Lees meer

Een verre horizon achter een weids landschap, stevige figuren zwemmen, roeien, fietsen of rennen vrolijk in het rond. Het leven van alle dag met humor, geschilderd in felle kleuren. Toch zijn het niet zomaar schilderijen van mensen. Christine Peursum verbeeldt het gevecht tegen de zwaartekracht. “Hoe kun je iets dat zwaar is licht maken? Je duwt, je trekt, maar alles begint steeds weer opnieuw in het leven. Er bestaat geen mislukking, het gaat om de handeling zelf.”

Proefrit

Christine Peursum groeide op in een klein dorp. Het enige culturele wat er te beleven viel, was de fanfare. Bij haar thuis was het geen vrolijke bedoening, haar moeder was depressief. Christine was een gevoelig kind. Ze creëerde haar eigen wereld, zat uren te tekenen en hoopte dat er meer was in het leven. Kunst was onbespreekbaar bij haar thuis. Een mens moet hard werken en kunstenaars doen dat niet volgens haar ouders. In haar familie werd iedereen dominee of verpleegster.

“Ik wilde vroeger bij het theater of danseres worden. Uiteindelijk ben ik op de kunstacademie beland, wat mijn ouders absoluut niet mochten weten. Op mijn twintigste ben ik snel getrouwd met Hannes (Hannes Kuiper, red.). Zo werd ik tenminste zelfstandig en kon zelf over mijn leven beslissen.”

In het begin van haar kunstenaarschap maakte Christine voornamelijk grote wandtapijten en zware beelden. Tegenwoordig schildert ze vooral.

Wat doe je het liefst, schilderen of beeldhouwen?

“Ik maak meer schilderijen, maar eigenlijk ben ik een echt beeldenmens. Mensen zeggen altijd tegen mij: ‘Je schildert als een beeldhouwer.’ Ik wil dat je mijn schilderijen kunt voelen en probeer emotie over te brengen. Dat je door middel van een medium een ander kan raken, vind ik mooi. Iedere kunstenaar wil iets zeggen. Er zijn altijd thema’s die je bezig houden. Die thema’s wisselen per periode in het leven. Ik kreeg al jong kinderen, ben gestopt met mijn studie en thuis kunst gaan maken. In die tijd had ik iets met het oergevoel, ruig en ruw. Het steeds terugkeren naar de oorsprong, waar gaat het allemaal om in het leven? Ik maakte in die tijd enorme wandtapijten van wol. Met plastic of beton sta je zo ver af van de essentie. Ik zag al fietsend in de duinen hoe het gras zich een weg door het beton heen wrong, dat vond ik zo goed. Wat er ook gebeurt, de natuur is veel sterker en komt altijd weer terug.”

“Het thema wat me nu bezig houdt, begon in de tijd dat ik veel last had van mijn rug. Ik was zelfs een halfjaar verlamd. Ik maakte hele zware beelden en dat kon ik fysiek niet meer. Ik ging tekenen en maakte allemaal springende en dansende mensen. Het leven is één groot gevecht tegen de zwaartekracht. Hoe kun je iets dat zwaar is toch licht maken, een metamorfose laten ondergaan? Ik lag de hele dag plat en kon niet meer tegen de zwaartekracht op. Net als mijn twee zonen die door een spierziekte niet meer overeind konden komen. Toen begon ik zware mensen te schilderen. Toeschouwers noemen ze vaak dik, maar dat is helemaal niet zo. Het is geen vet. Mijn figuren zijn stevig en sterk, grote handen en voeten, maar ze springen in het rond. Het gaat om het contrast.”

 

Man in een boot

 

Sisyphus

Peursum raakte geïnspireerd door de Griekse mythologie, het verhaal van Sisyphus. Hij moest van de goden voor straf een steen de berg op rollen. Iedere keer als hij dacht de top te bereiken, viel de steen weer naar beneden en moest hij opnieuw beginnen. “Zo is het leven. Je duwt, je trekt, maar alles begint steeds weer opnieuw. Het is ook de vraag of dat duwen en trekken zin heeft. Ik heb een serie schilderijen gemaakt met als onderwerp ‘Koeien duwen’. Die handeling is eigenlijk belachelijk, wie gaat er een koe duwen? Of is het doen nu juist het doel van het leven? Ik denk dat het gaat om de intentie, het resultaat doet er eigenlijk niet toe. Je moet toch steeds opnieuw beginnen. Daarom bestaat er geen mislukking in mijn ogen, het gaat om de handeling zelf.”

Het schilderij verbeeldt een onmogelijke situatie, een koe duwen, maar de sfeer is vrolijk.

“Dat contrast wil ik laten zien. Toen ik net van de academie kwam, schilderde ik heel zwaar in donkere kleuren. Als ik daarnaar keek werd ik alleen maar treurig. Ik heb in mijn leven veel nare dingen meegemaakt. Als ik zo heftig zou gaan schilderen, zou ik omkantelen. Het is voor mij die humor, zo’n idioot die een koe duwt. Wat is die man aan het doen? De mens is altijd bezig, je doet je best, maar dingen lopen toch anders dan je wilt.”

Ondanks je niet al te vrolijke jeugd en het overlijden van je twee zonen, straal en lach je.

Christine Peursum

“Ik heb de meest dramatische dingen meegemaakt, maar heb een enorme overlevingsdrang. Ik heb iets in me waardoor ik toch alles mooi vind en kan genieten van de natuur of kunst. Ook heb ik twee fantastische dochters natuurlijk. De intensiteit bij mij is groot, daardoor ga ik af en toe over de kop. Met angst of verdriet kan ik ook heel diep gaan. Niet dat ik manisch depressief ben, ik voel alleen alle emoties heel goed. De kunst helpt mij die gevoelens te kanaliseren. Als een kunstenaar niet dat diepe gevoel heeft, heeft hij weinig te zeggen.”

Wat is voor jou van wezenlijk belang in de kunst?

“Dat iemand wat te vertellen heeft. Als kind dacht ik al dat ik wat te zeggen heb, maar thuis werd er van me verwacht dat ik mijn mond hield. Ze vonden me eigenwijs. Maar wat er in zit, barst er op gegeven moment uit. Het is niet van belang of kunst mooi of lelijk is, het moet ergens over gaan. Kunst is voor mij geen kunst als het plat is. Kunstenaars zouden eigenlijk ook moeten worden bijgeschoold. Ik heb me een paar keer opgegeven bij de Rietveld, dan deed ik net of ik een beginner was. Daar heb ik zoveel aan gehad.”

Op je site staat: ‘Ik verbeeld de mens en zijn gedoe’, wat bedoel je daarmee?

“Dat is mijn grote thema samen met de zwaartekracht. De mens doet maar en trekt maar, inhalen en weer uitgeven. Het is altijd gedoe. De mens komt op aarde en het eerste wat hij voelt, is de zwaartekracht. De enige ontsnapping is in de geest, daar kun je vrij zijn. Ik heb wel eens gewenst dat ik in een ander gezin opgegroeid was. Het was bij ons een gevecht om overeind te blijven. Lichamelijk was ik ook nog eens klein, dat moest ik geestelijk compenseren. Waarschijnlijk heb ik door mijn jeugd de drang naar licht mee gekregen. Daarom schilder ik ook zware mensen, die toch licht zijn. Als mensen naar mijn schilderijen kijken, zeggen ze vaak: ‘Ik voel me alsof ik het leven weer aan kan’.”

In veel van je werk zit dynamiek, kracht en snelheid ondanks dat de figuren stevig zijn.

“Dat doe ik bewust hoe sneller, hoe mooier. Ik heb dat zelf ook nodig, veel drukte om me heen. Ik ben nu drie muziekinstrumenten tegelijk aan het leren bespelen. Die dynamiek en uitdaging, daar hou ik van. Ik ben ook zeer perfectionistisch als het om mijn schilderijen gaat. Ik wil dat de houdingen en de spierlijnen kloppen. Toen ik roeiende mensen ging schilderen, heb ik eerst een boot gekocht. Ik heb uren geroeid om mijn eigen spieren de observeren. Daarom zit de vaart er bij mijn werk ook zo goed in. De techniek beheersen vind ik erg leuk. Werken met structuur dat hoort bij mij.”

Ben je het zelf die je verbeeldt?

“Ik denk dat iedere kunstenaar zichzelf schildert, hoe abstract het werk ook is. Hij kan alleen zichzelf schilderen, zo niet dan imiteert hij anderen. Zelfs Mondriaan met zijn vierkanten, dat is hij zelf. Als een kunstenaar eerlijk is, durft hij zich bloot te geven. Doet hij dat niet, dan heeft hij niets te vertellen. Je kunt alleen maar jouw perceptie op je omgeving schilderen. Uiteindelijk zijn het allemaal zelfportretten.”

Wil je contact maken met anderen door jezelf bloot te geven?

“Ja, verbondenheid met elkaar. Je maakt contact en je bent niet meer afgesloten. Vaak vind ik dat dan toch weer benauwend en laat ik de figuren op mijn schilderijen alle kanten op rennen.”

 

Baadsters

Mooi of lelijk

Ook al zijn de werken van Peursum verre van abstract, toeschouwers hebben vaak totaal verschillende interpretaties bij haar schilderijen. Christine werkt niet met een duidelijk plan vooraf. Ze schildert blind wat in haar opkomt en ziet achteraf pas wat ze heeft gemaakt. “Ik krijg een beeld, zet dat op het doek en iedereen ziet daar wat anders in. Er hangt een schilderij van mij in de vergaderzaal van een bedrijf. Het is een afbeelding van een groep mensen in een cirkel die achter elkaar aan loopt. De ene toeschouwer zegt: ‘Ze komen er niet uit, ze draaien in een rondje’. De ander zegt: ‘Als je maar blijft rondlopen, kom je er vanzelf’. Als een kunstwerk je aanspreekt, is er iets op het doek dat je herkent. Jouw trilling wordt geraakt. Daarom kun je ook nooit zeggen dat een kunstwerk mooi of lelijk is. Iedereen ziet dat anders.”

Toch vinden de meeste mensen de werken van Rembrandt mooi.

“Rembrandt heeft een universeel gevoel voor wat menselijk is, wat heel diep gaat. Dat spreekt iedereen aan. De muziek van Mozart vindt ook bijna iedereen mooi, dat raakt je in de ziel. Het is zo indringend. Beethoven maakt echt troostmuziek, hij raakt ook iets wat ieder mens aan gaat.”

Wat voor kunst maak jij?

“Ik maak kunst waardoor mensen weer verder kunnen in hun leven. Het zou prachtig zijn als mijn werk ook troost biedt. Wat ik veel hoor is dat mijn schilderijen mensen opfleuren. Wat afgesloten is, wil ik opengooien. Opgesloten of vastzitten is voor mij het ergste dat er is. Ik wil mijn toeschouwers een gevoel van vrijheid geven.”

Hoop geven, doe je dat ook?

“Misschien vooral mezelf. Vroeger wilde ik dominee worden. Waar is religie anders voor dan te ervaren dat er meer is in deze wereld? Kunst moet uitzicht bieden. Daarom schilder ik vaak een verre horizon achter een weids landschap. Mijn schilderijen zijn meestal vrolijk en met veel kleur geschilderd. Hoe moeilijk het leven ook is, uiteindelijk komt het allemaal goed, dat wil ik laten zien.”

Zou je een leven zonder kunst kunnen voorstellen?

“Nee! Ik vind het niet erg om veel mee te maken in het leven zelfs de dramatische gebeurtenissen niet. Waarom mij dit allemaal overkomt, heb ik me nooit afgevraagd. Ik heb veel kunnen verwerken in mijn kunst gelukkig. Als je een volledig mens wilt worden, moet je veel mee maken. Een ‘echt’ mens is in staat van iedere situatie te leren en zich te ontwikkelen. We zijn op aarde om te doen en niet om te ondergaan. Wat je krijgt aangereikt, daar moet je mee aan de slag. Een mens kan alleen zichzelf worden. Als een mens niet zichzelf kan zijn, is dat het grootste drama in zijn leven.”

Menselijke figuren met ingezwachtelde torso’s en benen, zonder gezicht. Extremer nog, objecten ingepakt in een deken, alleen het gewei of de hoeven nog zichtbaar. Zijn het mensen of dieren? Mislukt of bevrijd? De beelden van Alet Pilon zijn confronterend en roepen tegenstrijdige emoties op. “Ik heb voor mijn werk het menselijk lichaam nodig als drager, als kwetsbaar beeld. Wat ik maak moet beschermd worden, dat komt allemaal voort uit mijn angst voor de dood.”

Alet Pilon is opgeleid als modeontwerper. Ze gaf jarenlang les op de modeafdelingen van verschillende kunstacademies in Nederland. Van mode kun je bij haar werk nauwelijks spreken, wel is het menselijk lichaam nog steeds de drager van haar creaties. Haar werk gaat over mens en dier, angst, kwetsbaarheid en eenzaamheid. De objecten vertellen een persoonlijk verhaal. Pilon is geëvolueerd van modeontwerper tot beeldend kunstenaar. Ze maakt kunst waarmee ze de grenzen opzoekt tussen mooi en lelijk.Alet Pilon

Na haar opleiding is Alet niet in de modewereld aan het werk gegaan. Ze kreeg tijdens haar stage een hekel aan de sfeer en mentaliteit en vond het zelfs zo verschrikkelijk, dat ze zich voornam nooit in de confectie te gaan werken. De modewereld is haar te jachtig en te populistisch. Pilon is het grafisch vak ingegaan en tekende in haar eigen tijd mode-illustraties. In de jaren daarna belandde ze in het onderwijs als modedocent. “Ik ben ooit begonnen als modeontwerper en uitgegroeid tot iemand die conceptueel denkt, beelden maakt. De modewereld trekt me helemaal niet meer. Ik heb niets met commercie, het is een nepwereld en veel te oppervlakkig.”

Pilon maakte in haar beginjaren heel mathematisch werk met katoenen en metalen. Haar latere werk is aangrijpender, onder meer door het gebruik van nepbont en delen van dieren. Ze verwerkt in haar installaties paardenstaarten, hoeven, hoorns, vleugels, geweien, snavels en vogelschedeltjes. “Op een gegeven moment werd ik moe van het metaal. Het is hard en koud en maakt veel lawaai als je het bewerkt. Ik wilde eigenlijk vanuit mijn emotie werken, maar dat had ik niet geleerd gedurende mijn opleiding. Tijdens een vakantie in Zwitserland zag ik bij een slager in de etalage een paardenstaart hangen. Ik vond dat zo’n fascinerend gezicht, maar het paard zelf lag in bloederige stukjes in de winkel. Na een kleine aarzeling heb ik de staart gekocht. Mijn partner keek vies toen ik naar buiten kwam en mijn drie honden werden onrustig. De hele auto ging naar paard ruiken, ik kreeg vreselijk spijt.”

Cocon

Alet is opgegroeid in een beschermd en warm nest. Haar moeder was zeer ondernemend en haar vader werkte als huisarts. Er werd van de kinderen verwacht dat ze zich netjes gedroegen en over emoties werd niet gesproken. Pilon was het oudste kind en had alleen broers. Ze zat als een cocon in zichzelf opgesloten, durfde zich niet te uiten en deed alleen brave dingen. Op haar eenentwintigste trouwde ze, het huwelijk hield acht jaar stand.
“Na mijn scheiding wilde ik anders leven. Dat kwam ook door de studenten waar ik les aan gaf. Die waren allemaal bezig zijn met hun emoties, dat wilde ik ook. Het kopen van die paardenstaart was het begin van het volgen van mijn gevoel. Het heeft lang geduurd voordat ik het lef had ook echt iets met die staart te doen. Hij heeft nog drie maanden in de schuur gehangen voordat ik zo ver was.”

Waarom gebruik je delen van dieren?

“Die staart is dood. Hij heeft iets meegemaakt waar ik heel bang voor ben. Op een bepaald moment durfde ik die paardenstaart aan te raken en zelfs op te pakken. Hij werd steeds vertrouwder en een beetje van mij. Die dierdelen zijn voor mij een metafoor voor de dood. Als bijvoorbeeld een kat wordt aangereden, dan raak ik verlamd van angst en ren weg. Ik zou er juist heen moeten gaan om te kijken of ik het dier kan helpen. Via dieren wil ik dichter bij de dood komen. Op het moment dat ik kan kijken naar een dood vogeltje, kan ik er wellicht ook mee omgaan als dierbaren overlijden. Dat is het ergste wat ik me kan voorstellen. Inmiddels ben ik wat ouder en vaker met de dood geconfronteerd geweest. Er ontstaat toch een zekere gewenning, net als met die staart. Nu mijn moeder stervende is, kan ik daar enigszins mee omgaan.”Alet Pilon

De paardenstaarten die Alet gebruikt bij haar objecten komen van de slager, het imitatiebont komt uit de winkel. Om aan meer delen van dieren te komen plaatste ze ooit een advertentie in een krantje in Zwitserland. Ze kreeg enorm veel aangeboden van boeren. Het merendeel vond ze eigenlijk te eng en te vies om aan te raken. Hoeven van paarden met het onderbeen er nog aan en koehoorns die ze moest uitkoken. Inmiddels doet ze niets meer zelf en gaan alle dierdelen eerst naar de preparateur.

“Op een gegeven moment zag ik een aangereden zwaan langs de kant van de weg liggen, dat was heel bijzonder. De enige manier om aan delen van een zwaan te komen, is als je er één vindt. Rijkswaterstaat hoort ze op te ruimen en die mag ze niet afgeven. Als je er één vindt, moet je de zwaan eerst melden bij de politie. Ik vond het super eng om de zwaan mee te nemen. Toen ik de auto keerde was ik vreselijk bang en mijn hart ging als een gek te keer. Met afschuw tilde ik de zwaan op, die was erg zwaar en de twijfel sloeg toe. Vrachtwagens die langs reden toeterden hard en ik dacht, nu ben ik begonnen nu maak ik het af ook. Met de stijf bevroren zwaan in mijn auto heb ik me gemeld bij de politie. De agent maakte de achterbak open en het bloed stroomde eruit, zo smerig. De zwaan was onderweg ontdooit. De preparateur heeft hem uiteindelijk uit mijn auto gehaald en klaar gemaakt voor gebruik.”

Conceptueel

Pilon heeft zo haar eigen manier van werken. Ze bedenkt eerst uitgebreid wat ze gaat maken voordat ze aan de slag kan. “Er ontstaat een beeld in mijn hoofd en dat wordt steeds duidelijker, hoe langer ik er over nadenk. Ik ben niet iemand die in haar atelier gaat zitten en vanzelf aan het creëren gaat. Zoals een schilder, die pakt een kwast, verf en begint te schilderen. Ik moet het hele werk eerst goed in mijn hoofd hebben. Zolang ik nadenk, doe ik nog niets met mijn handen. Ik werk heel conceptueel.”

Ben je ontwerper of beeldend kunstenaar?

“Een ontwerper gaat zitten met een doel voor ogen. Dat doel heb ik niet, ik heb een inhoudelijk verhaal te vertellen en wil iets verbeelden. Wat voor ideeën komen er binnen en welke materialen ga ik gebruiken? Ik ben dan alleen nog bezig het beeld vorm te geven, daar komt nauwelijks een schets aan te pas. Dan ga ik beginnen en soms is het precies wat ik in mijn hoofd had en soms niet. Dan moet ik het verder uitdenken. Een ontwerper zit en heeft een tekenblok op schoot, hij is constant aan het schetsen. Het doel is bekend evenals de verhoudingen en het silhouet. Hij bedenkt alleen de stoffen en de details. Ik heb geen bepalingen, die maak ik zelf uit. Een beeldend kunstenaar noem ik mezelf ook niet. Wat zegt die naam eigenlijk? Het is een vrij beroep, iedereen kan zich zo noemen.”

Wat wil je vertellen met je kunst?

“Het gaat over eenzaamheid, kwetsbaarheid en angst voor de dood. Dat hoort bij mij. Het meisje in het jongensgezin. Ik heb me altijd alleen gevoeld en angstig. Onder de dekens weg kruipend, bang dat er iemand dood zou gaan en dat ik dat niet aan zou kunnen. De dood verlamde mij en ik vond het vreselijk dat ik daar ooit mee geconfronteerd zou worden. Misschien is het een onderdeel van mijn christelijke opvoeding, angst voor het kwade.”

Animan

Bij veel werk van Pilon staan de modellen in ingewikkelde poses met verwijzingen naar de wereld van de dans. De vrouwen in de serie ‘Jumping Juwels’ maken grote sprongen en lijken te zweven. Ze gaan gekleed in kleine bontpakjes en dragen horens.

Hou je van dans?

“Ik heb niet zozeer iets met dans, meer iets met het menselijk lichaam. Ik hou van het atletische lijf, slank en gespierd. Een dierlijk mens eigenlijk, een ‘Animan’. Ik speel met mens en dier in één lijf en wil ze zo dicht mogelijk bij elkaar brengen. Een nieuw soort mens, een bevrijd mens. Als je een mens vleugels geeft, is hij bevrijd van alles en niet meer kwetsbaar.”

Ben je geïnspireerd door de mythologie?

“Het ontstaat gewoon. Op het moment dat je delen van dieren toevoegt aan het menselijk lichaam, dan heb je al snel een mythische figuur. Bij mijn werk ligt het voor de hand aan mythologie te denken.”

Pilon haar kunst is steeds persoonlijker en aangrijpender geworden. Naast het gebruik van dierdelen op het menselijk lichaam wordt het lijf ook minder zichtbaar. Benen, armen of hoofd zijn ingezwachteld met verband. De objecten zijn confronterend en roepen tegenstrijdige emoties op.

“Ik haal meer uit mezelf en wat ik maak gaat echt over mij. Ik heb een tweelingbroer, waar ik geen contact meer mee heb. Mijn moeder heeft mij ooit onze doopjurkjes gegeven, daar wilde ik graag iets mee doen. Ik heb twee popjes gemaakt, wit geschilderd, de doopjurkjes aangetrokken en hun hoofdjes ingewikkeld met verband. Daarover heen heb ik een transparante doek gelegd met in het rood geborduurd ‘Talk To Me’. Hoeveel persoonlijker kan het worden? Als ik naar dat werk kijk, denk ik: we zijn samen groot gebracht, hebben alles gedeeld, waar is dat gebleven? Het is geen vrolijk beeld, het is zelfs heel verdrietig.”

Je objecten ogen door het gebruik van verband vaak mislukt of gewond.

“Mooi dat je dat zegt, want dan is het dus kwetsbaar en dat is precies wat wil ik uitbeelden. Dat heb ik nooit eerder als reactie gehad op mijn werk.”

Rietveld Academie

“Ik heb altijd geprobeerd mijn studenten te leren iets te maken waarin hun eigenheid te herkennen is. Jij bent de enige die jouw leven heeft geleid. Als je elementen gebruikt in je werk uit je eigen leven, zijn je creaties altijd uniek. Ik mis het lesgeven aan de Rietveld Academie enorm. Door een conflict moest ik er helaas uitstappen. De uitwisseling met jongeren vind ik fantastisch, ook de lange discussies. Ik geef een opdracht en een student wil het op zijn eigen manier doen. Er ontstaat een soort strijd die ik heel inspirerend vind.”

Bij recenter werk van Alet hebben de creaties wel een lijf en benen, maar geen gezicht. Zelfs extremer nog, objecten liggen ingepakt in een deken op de grond en alleen het gewei of de hoeven zijn nog zichtbaar.Alet Pilon

“In mijn eerdere werk hadden mijn beelden wel gezichten. Er ging veel tijd zitten in het haar en de make-up van het model. Op een gegeven moment vond ik het gezicht te bepalend worden en had het niet meer nodig. Ik ontdekte dat toen ik het haar van een model aan het kammen was en haar vroeg het haar wat losser te schudden. Ze gooide het naar voren en ik dacht: dit is het. Geen gezicht, alleen haar dat is beestachtig genoeg. Ik wil niet meer dat iemand kan zien wie er achter zit.”

Wil je de mens niet zien?

“Ik heb de mens nodig als drager, als kwetsbaar beeld. Een mens zonder gezicht is heel kwetsbaar, die kan niet zien, horen, spreken of ruiken.”

Een mens zonder gezicht is toch heel beklemmend?

“Het komt voort uit mijn jeugd. Mijn vader was huisarts en tijdens de uitjes met ons gezin was hij verplicht zijn EHBO koffertje mee te nemen. Op een dag onderweg naar Ouwehands Dierenpark Rhenen gebeurde er een ongeluk. Mijn vader moest uitstappen en kijken of hij hulp kon bieden. Wij balen natuurlijk, ons uitje ging niet door. Dat waren enge momenten voor mij. Je zag iemand onder een deken liggen, alleen de benen nog zichtbaar en je dacht: is ie dood? Heel beklemmend. Dat beeld heb ik willen scheppen. Objecten in een deken, zonder gezicht, alleen benen die er uit steken. Totaal onduidelijk wat er in zit. Ik ben ook geïnspireerd geraakt door de periode dat ik als kunstenaar in een psychiatrisch centrum in Den Dolder verbleef, voor het project ‘Artist in Residence’. Daar zag ik mensen die zich echt gedroegen als dieren. Die mensen zijn niet menselijk meer, ze gaan gedrogeerd door het leven. Ze praten en leven als beesten en zitten in isoleercellen. Dat heb ik verbeeld met deze in dekens ingepakte figuren.”

Gemummificeerd

Het inpakken in dekens en het inzwachtelen met verband heeft naast dat haar vader huisarts was, ook een andere oorsprong. Haar moeder had vroeger erg last van spataderen en moest haar benen altijd inzwachtelen. Als kind was Pilon bang dat die aders zouden knappen en dat haar moeder dood zou bloeden. “Wat ik maak is kwetsbaar en moet beschermd worden, ingepakt en gemummificeerd. Het moet blijvend zijn en mag niet verdwijnen. Ik kan niet loslaten, dat merk ik ook nu mijn moeder op sterven ligt. Ik kan haar niet loslaten en zij mij niet. Dat zie je allemaal terug in mijn werk, dat kan ik eigenlijk ook niet loslaten.”

Verkoop je wel werk?

“Nee liever niet! Ik heb wel verkocht in het verleden, maar weinig. Ik kan slecht dingen uit handen geven, dat geldt ook voor mijn drie honden. Niemand behalve ik mag voor ze zorgen. Ik heb daarom uit zelfbescherming nooit gekozen voor kinderen, een veel te grote verantwoordelijkheid. Daar ben ik echt te angstig voor.”

Je hebt titels bij je werk waar spijt, verontschuldiging, twijfel maar ook strijd uit spreekt.

“Dat ben ik! Het is allemaal mij. Alle titels slaan op werk dat over mij gaat. Ik maak een serie kunstwerken en zie dan onder welke noemer het valt wat ik heb uitgebeeld. Ik heb een stapel ingepakte vrouwfiguren gemaakt waar je alleen de benen en voeten van ziet. Een op de acht vrouwen krijgt borstkanker. Die bovenste figuur op de stapel, dat ben ik met de rode pumps. Vijf jaar geleden heb ik die rotziekte gehad. Een vriendin van me zei later nadat ze het ook had gekregen, dat ze nooit wist dat zij er ook tussen lag in die stapel. Dat vond ik mooi, dat ze dat beeld achteraf zo had gezien. Door kunst te maken heb ik veel nare dingen uit mijn verleden verwerkt en ben ik nu een gelukkiger mens. Wel hopen natuurlijk dat die vreselijke ziekte wegblijft.”

Willemijn Faber is artistiek leider van de Vishal en curator in het provinciehuis. Dit jaar doet ze als kunstenaar mee aan de Kunstlijn met een tentoonstelling in de Janskerk. Ze wordt blij van kunst scheppen, alleen ontbreekt haar de tijd met twee banen. Faber wil de cultuur levend houden in de stad. “De gemeente Haarlem moet initiatieven als de Kunstlijn meer stimuleren. Ook jonge kunstenaars moeten aangetrokken worden. Geen cultuur in de stad is de dood in de pot, dan blijft in Haarlem alleen nog het Anton Pieckgevoel over.”

Dat Willemijns eigen werk als kunstenares op een laag pitje zou komen te staan met twee voltijdsbanen, heeft ze zich goed gerealiseerd toen ze 5 jaar geleden begon. Van een bloeiende kunstpraktijk is op het moment geen sprake. Om feeling met het vak te houden heeft ze elk jaar minimaal één tentoonstelling met eigen werk.
Visvrouw

“Op het moment dat ik bij de Vishal ging werken, besefte ik me dat ik weinig tijd zou hebben voor mijn eigen werk. Het is niet zo dat ik het maken van kunst nu mis. Het samenstellen van tentoonstellingen vind ik net zo’n creatief beroep. Tentoonstellen is eigenlijk zelf creëren. Samen met andere kunstenaars een mooi product maken. Het is een vak waar je echt in kunt groeien. Ik vind het werk heel bevredigend. Hang een kunstwerk maar eens goed op. Zorgen dat het werk tot zijn recht komt, is een hele opgave.”

Is de drang om zelf kunst te maken nu ook weg?

“Je blijft natuurlijk kunstenaar. Je kijkt naar de wereld door de ogen van een kunstenaar omdat je dat bent. Je kunt dat niet even uitschakelen, ook al maak je op het moment zelf minder kunst. Ik vind het fijn dat ik ben uitgenodigd mee te doen aan de Kunstlijn als kunstenaar. Daar word ik helemaal blij van. Het blijft mooi om zelf iets te maken. Kwestie van smaak is een inspirerend thema. Toen ik het hoorde, kreeg ik eerst honderd ideeën. Die moest ik terugbrengen naar tien en uiteindelijk naar één. Ik ben al goed op gang, maar merk wel het gebrek aan tijd. Ik werk voornamelijk in de avonden en nachten, gelukkig produceer ik dan juist heel goed.”

AmbitieWillemijn Faber

Willemijn is vrij laat aan de kunstacademie in Den Bosch gaan studeren. Ze had al vier kinderen en was de oudste student van de klas. Ze heeft nooit de ambitie gehad, misschien ook gezien haar leeftijd, om een wereldberoemd kunstenaar te worden. Op de academie vond ze het maken van presentaties en tentoonstellingen al leuk en belangrijk. Na haar opleiding richtte Faber een kunstenaarsinitiatief op om samen met andere kunstenaars te werken.

“Als je alleen maar in je atelier bezig zit, ben je wel mooi aan het scheppen, maar niemand ziet wat je maakt. Je moet naar buiten met je werk en contact maken met anderen. Een kunstenaar wil creëren, maar ook dat het gezien wordt. Een enkele uitzondering daargelaten. De meeste beroepskunstenaars maken kunst vanuit een gevoel voor schoonheid of maatschappelijke betrokkenheid en willen dat delen. Anders zouden hier in de Vishal niet zoveel mensen willen exposeren. Hoe mooi is het als een bezoeker het gevoel dat jij in je werk legt ook werkelijk begrijpt. Dat is fijner dan beroemd worden. De verkoop van mijn werk vind ik ook minder van belang. Dat ik financieel onafhankelijk ben, speelt een rol natuurlijk. Ik hou erg van schoonheid in de kunst en van kunstwerken waar je zelf iets bij kunt bedenken zonder uitleg van de kunstenaar.”

Willemijn denkt over ongeveer drie jaar klaar te zijn met het werk bij de Vishal en het provinciehuis. Daarna pakt ze haar werk in het atelier weer op als full time kunstenaar. Mits er aan het eind van deze periode een andere uitdaging op haar pad komt. “Ik sta altijd open voor elke verassing die het leven biedt. Wie weet zit ik over drie jaar wel in Australië. De ambitie ligt er niet, maar ik plan niet vooruit. Het kunstenaarschap ligt nooit stil. Ik maak veel foto’s. Thuis ligt een file vol met materiaal dat wacht tot ik er wat mee ga doen.”

Wanneer ben je kunstenaar?

“Dat is een lastige vraag. De Vishal is een beroepsvereniging voor kunstenaars. Mensen met een kunstopleiding voor wie kunst maken hun beroep is. Met een opleiding ben je niet per se goed en omgekeerd is ook waar. Een autodidact kan mooie kunst maken. Je bent kunstenaar als kunst maken dat is wat je doet in je leven. Onafhankelijk van de waardering die je krijgt voor je werk of je verkoopcijfers. Er zijn veel mensen die als hobby schilderen of beeldhouwen, maar dat noem je voor mijn gevoel geen kunstenaars.”

Wat is goede kunst?

Vishal

“Het is lastig te bepalen wat kunst is. In de loop der jaren ga je steeds beter zien wat kunst, hobby of kitsch is, dat doe je met je gevoel. Er zijn wel criteria, maar op de een of andere manier zie ik het. Dat is moeilijk uit te leggen. Als ik op de website kijk van een tandarts die ook leuk kan beeldhouwen, dan zie ik dat het hobbywerk is. Daarmee zeg ik niets over de kwaliteit en de integriteit van het werk. Door al die tentoonstellingen die ik gemaakt én bezocht heb, denk ik dat ik het nu wel ongeveer weet. Net als galeriehouders en verzamelaars die herkennen waar talent zit. Ze doen dat op gevoel en door jarenlang beurzen en tentoonstellingen af te lopen. Ze pikken er zo iemand uit die net van de kunstacademie komt die later wereldberoemd wordt.”

Wat is smaak in de kunst?

“Smaak gaat over lust, eetlust, gevoel voor schoonheid, goede en slechte smaak. Natuurlijk gaat smaak ook over wat je proeft. Het heeft een tweedeling. Smaak is zoet, bitter, zout, lekker en niet lekker. Daarnaast heb je de esthetische kant van smaak, het hebben van wel of geen smaak. Uiteindelijk is het altijd een kwestie van smaak en daar valt niet over te twisten. Een leuk en breed thema dat op veel in het leven toepasbaar is. De Kunstlijn is ook breed georiënteerd en voor een groot publiek, er lopen 20.000 mensen rond. Geoefende kijkers, maar ook mensen die misschien nog nooit in een museum geweest zijn. Er is conceptueel werk, maar ook meer toegankelijke schilderijen of sieraden.”

“Als oud-voorzitter van de Kunstlijn voel ik mij nog steeds zeer betrokken. Ik heb daar een leuke tijd gehad en veel geleerd. Geweldig hoe het team belangeloos zo’n evenement op poten zet. Ik ben blij dat ik de Kunstlijn in de Vishal en in het provinciehuis kan programmeren. Dan ben ik er nog een beetje bij.”

Hoe is het gesteld met de Haarlemse kunst?

“De Vishal is de grootste Haarlemse beroepsvereniging. Een zeer levendige club. In die zin gaat het goed met de kunst. Ook de kwaliteit is niet slecht. Haarlem is geen wereldstad, maar heeft een behoorlijk kunstniveau. Voor zo’n kleine stad hebben we een aantal goede plekken met hedendaagse kunst van onder andere Haarlemse kunstenaars. Denk aan De Hallen, 37PK, Nieuwe Vide, de Vishal en het provinciehuis. De instroom van jonge kunstenaars verloopt minder soepel. Er is geen kunstacademie meer in Haarlem dus zijn er ook geen afgestudeerden die na hun opleiding in de stad blijven. Haarlem heeft behoefte aan een kunstacademie. Vroeger had je hier Ateliers ‘63, een postacademische opleiding. Van die generatie zijn onder anderen Sjoerd Buisman en Piet Tuytel. Ze kwamen van de opleiding en bleven in Haarlem wonen.”

Atelierbeleid

“De gemeente zou er goed aan doen een doordacht atelierbeleid op te zetten om het aantrekkelijk te maken voor jonge kunstenaars om zich in Haarlem te vestigen. Zorg voor betaalbare ateliers en steun kunstinitiatieven. De ateliers in Amsterdam zijn onbetaalbaar dus we maken een goede kans. Als er geen cultuur meer is in een stad, is dat de dood in de pot. In Haarlem heb je dan alleen nog het Anton Pieckgevoel met mooie pandjes en terrasjes en komen mensen alleen nog om te winkelen. Kunst is heel belangrijk om een stad inhoud en allure te geven.”

Erratum – Toevoeging van Willemijn Faber

De titel van het interview alsmede hetgeen beschreven in de voorlaatste alinea, heeft betrekking op HBO opleidingen zoals de Rietveld Academie of HKU. De academies waar schoolverlaters van het middelbaar onderwijs hun beroepsopleiding gaan volgen.

Uiteraard zijn er in Haarlem diverse plekken waar goed kunstonderwijs gegeven wordt.

Hier betreft het doorgaans een andere doelgroep.