‘Ik zweef tussen meisje en vrouw’

Ronddwalend op het platteland geeft Lotus Rosalina Hebbing gehoor aan haar instinctieve opwellingen. Met een serie polaroidfoto’s en video ’s toont ze zichzelf in een leerproces. “Ik probeer uit te vogelen wie ik ben.”                                  

Lotus (25) studeerde aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. De mixed media kunstenaar combineerde na haar opleiding fotografie met dierlijke materialen als leer en botten. Inmiddels ligt haar focus op fotografie en video. Ze werkt met een middenformaat Polaroid camera. “Daar is bijna geen film meer voor te verkrijgen, ik ben selectief in wat ik schiet.”

Zes jaar geleden verhuisden de ouders van Lotus naar Friesland. Sindsdien pendelt ze tussen Haarlem en Friesland. De boerderij van haar ouders is omringd door velden. “Ik vind het fijn om van de stad naar het platteland te gaan. Even ontsnappen aan alle drukte op een plek waar niemand te bekennen is. Op het vlakke land kan ik mezelf ontdekken en in vrijheid doen wat ik voel. Als ik door de velden loop borrelen instinctieve gedachten op. Daar geef ik gehoor aan en probeer dat met mijn camera vast te leggen. Soms passen er props bij zoals een zeis die ik meeneem van de boerderij of een dood konijn dat ik ter plekke vind. Het is interessant om interactie met de omgeving aan te gaan op een performatieve manier. Op het moment zelf heb ik meestal geen idee wat ik aan het doen ben.”

Op de lege vlaktes staat Lotus open voor allerlei connotaties. De kunstenaar ziet bijvoorbeeld sensuele vormen in bepaalde planten of paddenstoelen. Het plattelandsleven ervaart ze ook als gewelddadig.Denk aan het gif dat in de landbouw gebruikt wordt of een buizerd die een haas oppeuzelt. Kalveren die een riem met stekels om krijgen, zodat ze niet meer bij hun moeder kunnen drinken is ook wreed, én interessant tegelijk. Ze worden geforceerd om sneller op te groeien.”

Lotus Rosalina Hebbing

Kindertijd achterlaten

Met een serie van polaroids en video ’s toont Lotus zichzelf in een leerproces. Ze probeert uit te vogelen wie ze is. “De groei van gewassen op de velden, maar ook het verderf en de dood van dieren, inspireren mij om naar een volgende fase in het leven te gaan.” In een video is de kunstenaar naakt te zien in een leeg landschap, het waait hard. Uit haar mond stroomt ‘moedermelk’. “Tussen de velden besefte ik dat ik mijn kindertijd achterlaat en daarmee ook mijn moeder. De moedermelk symboliseert dat. Door de melk uit mijn mond te laten stromen, laat ik zien dat ik accepteer dat ik loskom van mijn jeugd.”

Lotus haalt inspiratie uit de natuur, maar ook uit de stad. Het intrigeert haar hoe mensen met elkaar omgaan. “Ik ervaar het stadsleven soms als benauwend, er wordt zo op je gelet. In de stad ben ik meer in mijn hoofd bezig en is er weinig ruimte voor intuïtie, maar ook daar haal ik interessante ideeën uit. Bepaalde boeken vind ik eveneens inspirerend zoals ‘Het heilige vuur over seksualiteit en religie’. Daarin staat beschreven hoe men aan het begin van de landbouwcultuur symbolen plaatste langs de randen van het veld om de oogst te bevorderen. De plusvorm werd frequent gebruikt als vruchtbaarheidsteken. De verticale lijn stond voor het mannelijke geslacht en de horizontale lijn voor het vrouwelijke. De gekruiste lijnen verbeeldden bevruchting en geboorte, in dit geval een goede oogst. Ook hadden ze vroeger geslachtsgemeenschap op het land om de oogst te bevorderen. Vrouwen plaatsen daarbij een bloem of een stok tussen hun benen. Het was een soort vrijere religie gebaseerd op seksuele handelingen ver voor het Christendom. Deze verhalen uit de geschiedenis neem ik mee als ik ronddwaal op het platteland.”

Lotus Rosalina Hebbing

Het ondefinieerbare

Op een van haar wandelingen trof ze een grote stapel stokken aan. Lotus laat een foto zien. Ze is half ontkleed en ligt met gespreide benen op de grond met een stok rechtop tussen haar dijen. “Ik raakte geïnspireerd door die berg hout in combinatie met de tekst uit het boek. Ik vond het een mooi en grappig beeld om daar zo te liggen. Ook een beetje eng, de boer kon elk moment langs komen. Misschien werd hij wel boos of hij vond het iets te leuk”, zegt ze lachend.

De kunstenaar is gefascineerd door paradoxen, contrasten en overgangsfases. “Overgangsriten vind ik intrigerend, de ‘liminale’ fase waarin je terecht komt. In mijn geval de fase van nog geen vrouw zijn, maar ook allang geen meisje meer. Ik ben dan wel vijfentwintig, ik voel me vaak te kinds om vrouw te zijn. Tegenwoordig wordt er veel van vrouwen verwacht, een vaste baan, moeder worden, mooi zijn et cetera. Ik weet nog niet wat ik wil in het leven. Vrouw zijn voelt heel volwassen, ik zweef tussen meisje en vrouw in. Het mooie aan overgangsfases is het ondefinieerbare. Het is niet het één, maar ook niet het andere. Je zit er tussenin. Daarmee kan het tegelijk ook alles zijn, het één en het ander samen.”

Lotus Rosalina Hebbing

Seksuele lading

Op de foto’s en in de video’s is Lotus zelf het model. Dat voelt logisch voor haar. “Ik ken mezelf het best, bovendien vertel ik mijn verhaal. Ik vind het heerlijk om alleen te wandelen en te poseren. Er is geen limiet aan mogelijkheden en ik hoef aan niemand verantwoording af te leggen, dat geeft vrijheid. Als ik met een model werk is er toch een grens aan wat ik van die persoon vraag.”

Lotus kent weinig schaamte bij het naakt poseren. “Ieder naakt lichaam is mooi.” Ze heeft er geen enkele moeite mee om met ontblote lichaamsdelen opvallende houdingen aan te nemen. Ze toont een foto waarop ze in het veld ligt. Haar benen hangen over prikkeldraad waar plukjes vacht aan vast zitten. Lotus heeft hoge witte sokken en hakken aan. Haar buik en benen zijn bloot, ze heeft haar hand in haar onderbroek. “Ik vind seksuele lading leuk om mee te werken, wel subtiel gebracht anders wordt het te pornografisch. Wanneer ik mijn rok omhoog houd zonder onderbroek aan, heeft dat iets seksueels uiteraard. Toch is het voor mij meer een soort van openstellen voor het land en nieuwe ervaringen.”

Lustobject

De fotografie komt mede voort uit de verwardheid van de overgangsfase van meisje naar vrouw en van stad naar platteland, meent Lotus. “Ik ben mezelf aan het ontdekken, niet alleen innerlijk, maar ook uiterlijk. Daar hoort het lichaam bij. Ik probeer te kijken naar mijn lijf als van mezelf en niet door de ogen van een ander. In de stad kan ik er last van hebben wanneer er naar me wordt gekeken als een lustobject. Het is interessant om daarmee te spelen in mijn fotografie. Dat voelt als een bevrijding. Sommige mensen schrikken van mijn polaroids. Ik vind het boeiend om te kijken hoe ver ik kan gaan.”

De kunstenaar kent dan wel geen schaamte bij het naakt poseren, ze ervaart wel verlegenheid als ze tijdens een tentoonstelling bij haar werk staat. Bezoekers vragen haar of ze het model op de foto of in de video is. “Ik voel soms dat mensen me in de richting duwen van sensuele naaktfotografie. Daar identificeer ik mij niet mee, ik ben ook niet altijd geheel naakt. Ook komt het voor dat met name mannen naar me toe komen met bepaalde intenties. Zij zien het naakt als uitnodiging en denken dat ik open sta voor seks. Dat vind ik de vervelendste reacties.”

Lotus Rosalina Hebbing

Kwetsbaarheid en kracht

Ook al oogt Lotus op sommige van haar werken kwetsbaar, dat is niet haar beleving. “Ik kan er wel kwetsbaar uitzien zoals in de video met de moedermelk. Niet omdat ik naakt ben, maar door de omstandigheden, de harde wind en het barre landschap. Het beeld voelt voor mij als een opluchting. Ik heb gekozen een stap richting de toekomst te zetten waarbij ik mijn jeugd achter me laat. Het is een combinatie van kwetsbaarheid én kracht. Ik sta daar wel naakt in die barre omstandigheden.”

“Ik zou het mooi vinden als mensen in deze hectische maatschappij meer tijd nemen voor overgangsfasen. Alles gaat zo snel, je bent klaar met school en moet gelijk door met studeren. Daarna volgt een baan, van de ene fase naar de andere. Het is zo fijn om daar tussenin te zitten en even rust te nemen. In die fase is zoveel over jezelf te ontdekken, vooral in het alleen zijn, in de momenten dat er niemand naar je kijkt. Dan kan je luisteren naar je instinctieve opwellingen zonder schaamte. Door de ruis om ons heen zitten we erg in ons hoofd. Mijn werk is een poging mijn intuïtie weer terug te vinden. Hopelijk kan ik dat overbrengen op anderen.”

Tekst: Meta van der Meijden / Fotografie: Christhilde Klein

Lotus Rosalina Hebbing

‘Ik schilder wat me opvalt’

Het zijn realistische werken van wandelaars aan zee of koeien in de wei, maar ook bevreemdende beelden zoals een hooggehakte dame op een scootmobiel of een dansende man in een trouwjurk. Met zijn schilderijen reageert Tony Rootlieb op ludieke wijze op het gedrag van mens en samenleving. “Het is belangrijk anderen te observeren als je wilt weten wie je zelf bent.”

Tony woont in een pand in een zijsteeg van de Grote Houtstraat. De gang beneden oogt als een expositieruimte. Er hangen schilderijen van muziekinstrumenten, strandgezichten, landschappen en zelfportretten. Als lambrisering op de muren heeft de kunstenaar Chinese houten panelen met draken gemonteerd, de vloer is beschilderd als een Perzisch tapijt. Het woongedeelte op de eerste verdieping is klassiek/oosters ingericht. Her en der staan zelfgemaakte lampen van muziekinstrumenten. Langs de wanden staan kasten vol met esoterische boeken.

Tony verhuurde jarenlang Daisy Bell Oefenruimtes in het Slachthuis in Haarlem. Hij deed dat samen met zijn ‘soulmate’ Willeke. Zij regelde de bar, hij was verantwoordelijk voor het technisch gedeelte en maakte er zelf ook muziek. Als jonge man volgde Tony de zeevaartschool, hij heeft nog een blauwe maandag gevaren. Later werkte hij voor een theaterproductiebedrijf, waar hij decors ontwierp en bouwde. Ook schilderde Tony de interieurs van verschillende coffeeshops. Momenteel maakt de kunstenaar schilderijen en 3D objecten. “Ik moet me op verschillende manieren kunnen uitleven, ik kan niet alleen maar schilderen. Er zijn tijden dat ik dag en nacht schilder, op een gegeven moment is de inspiratie weg en ga ik met iets anders aan de slag.” In de zomermaanden heeft Tony een huisje op het strand in Zandvoort, dan schildert hij strandgezichten. “Ik zet op doek wat ik zie. Ook zit ik graag te schilderen langs het Spaarne, of maak foto’s van een mooi tafereel en werk dat verder uit in mijn atelier.”

Tony Rootlieb

Tegenoverstellingen

De kunstenaar omschrijft zijn huidige stijl als modern realisme. Met zijn schilderijen reageert hij op speelse wijze op het gedrag van mensen en de samenleving. Hij schildert wat hem opvalt. “Met sommige schilderijen wil ik iets vertellen, dan bedenk ik eerst wat het moet uitbeelden voordat ik eraan begin. Ik zet een scene in elkaar en maak daar foto’s van met een timer of laat een ander fotograferen.” Op veel werken is Tony zelf het model. Hij wijst op een doek met een gewapende soldaat. “Dit werk gaat over tegenoverstellingen. Als mensen een uniform aankrijgen, gaan ze gek doen. Ze voelen zich geroepen om tot het uiterste te gaan, om extreem te reageren. Ik krijg altijd opmerkingen op dit werk. ’Prachtig geschilderd’, zeggen ze dan, ‘maar wat moet je nou met een pistool?’ Ze vinden het agressief. Ik leg dan uit dat de boodschap juist anti-oorlog is in plaats van pro-oorlog.”

Op de overloop hangen nog meer grote schilderijen. Een mooi aangeklede dame met een racebril op zit op een scootmobiel. “Ze gaat uit, de show must go on. Ik probeer met humor serieuze zaken in beeld te brengen.” Naast de vrouw hangt een schilderij met een man met een gasmasker op. “Die schilderde ik in coronatijd. Iedereen liep met maskertjes op, ik heb het wat overdreven.” Daarnaast een werk met een dansend echtpaar. “Dit gaat over de genderkwestie, ik vind het allemaal wat ver gaan. Tegenwoordig weet je niet meer wat de rol van de man en de vrouw is. Het paar maakt de dans van het leven, hij heeft een trouwjurk aan en zij een hoge hoed op. Eigenlijk leg ik liever niet uit wat ik met mijn schilderijen verbeeld, dat moeten mensen zelf maar bedenken.”

Tony Rootlieb

Gooi- en smijtwerk

Op zolder bevindt zich het atelier van Tony. Hij gaat voor de trappen op. Onderweg toont hij een grote verzameling Frans glaswerk. “Ieder stuk is uniek, ze zijn met de hand gemaakt. Ik houd van verzamelen, ook deze hoedjes bijvoorbeeld.” Boven op de kapstok liggen twee hoge stapels herenhoeden in verschillende kleuren. Daaronder staat een scootmobiel. “Ik racete ermee door het huis tot ik een keer de bocht uit vloog en mijn contrabas aanreed.” Boven laat hij eerst zijn oefenruimte zien in een geluidsdichte kamer, in de ruimte ernaast staat een mengtafel. Aan de wand in zijn atelier hangen een lammy en een bontmuts. “In de winter is het hier ontzettend koud, ik heb geen kachel. In de zomermaanden als het heet is droogt mijn acrylverf te snel. Het is een beetje behelpen, ik kan niet het hele jaar rond schilderen.” Op een houten ezel staat een schilderij van twee vrouwen aan zee. Verschillende verfpotten staan binnen handbereik op de grond. Het andere deel van de zolder is ingericht als werkplaats. Hier maakt Tony zijn kunstobjecten.

“Ik kan in mijn werkruimte creëren wat ik wil. Ik heb kasten vol beitels, hamers en boren, en ik kan lassen en snijden.” In de kunstobjecten van Tony zitten vaak muziekinstrumenten verwerkt. “Als ze niet meer te repareren zijn, maak ik er een lamp van bijvoorbeeld en als dat lukt een hele reeks lampen. Ik ben wel snel verveeld. Als de uitdaging eraf is begin ik weer aan iets nieuws, wandelstokken fabriceren of zoiets.” De kunstenaar komt uit een geslacht van huisschilders. Als jongen was hij al met schilderen bezig. “Dat was vooral gooi- en smijtwerk. Mijn vader zei: ‘Als dat is wat je wilt, ga dan eerst echt leren schilderen. Gooien met verf kun je altijd nog doen.’ Heel wat jaren later op mijn vijfentwintigste heb ik lessen genomen. In 2020 haalde ik mijn diploma op Kunstacademie Haarlem. Ik wilde nog wat bijleren. Bovendien had ik dat ‘papiertje’ nodig om op middelbare scholen schilderles te kunnen geven.”

Tony Rootlieb

Leven zin geven

De kunstenaar is geïntrigeerd door het gedrag van mensen, hij observeert graag. Volgens hem is het belangrijk om naar anderen te kijken als je wilt snappen hoe jezelf in elkaar zit. “Wanneer je mensen observeert, observeer ook jezelf. Je ziet hoe ze zaken aanpakken, hoe ze reageren, je ziet het goede en het foute daarin. Je kan leren van het gedrag van anderen en jezelf ontdekken, dat geeft het leven zin.” Tony wijst op een schilderij van twee mannen tegenover elkaar aan tafel. Het verbeeldt de kunstenaar die met zichzelf een kaartspel speelt. “Het spel in het leven is erachter komen wie je bent. We kaarten met onszelf. Sinds mijn dertigste ben ik met theosofie bezig. Lange tijd heb ik geleefd als een echte rock ’n roller met alles erop en eraan. Daar heb ik een hoop van opgestoken, maar dat had ook verkeerd kunnen aflopen. Op een gegeven moment ging bij mij een lampje branden en ben ik bewuster over het leven gaan nadenken. De oefenruimtes in het Slachthuis waren heel belangrijk voor mij. Ik kon daar rust vinden, muziek maken én schilderen.”

Tony is ook gefascineerd door kleur. Volgens hem is de kleurenwetenschap zo goed als vergeten. Kleur zit net als muziek wiskundig in elkaar, meent hij. “Er zijn drie primaire kleuren. Daarmee moet je alles kunnen maken. Alleen zijn de pigmenten van geel, rood en blauw in verf niet de echte kleuren uit het kleurenspectrum (zichtbaar licht bestaat uit de kleuren van de regenboog red.) In verf heb je zoveel verschillende tinten, ik heb meestal twee rood, twee blauw, twee geel, wit en een paar extra kleuren voor warmte. Als ik een tafereel zie kan ik het zo schilderen. Net als met muziek, als je snapt hoe het werkt kan je elk instrument bespelen. Je moet alleen je motoriek aanpassen. Het is de wil om iets te leren.”

Tony Rootlieb

Licht en vrolijkheid

Het willen leren en begrijpen is voor de kunstenaar erg belangrijk. Het is zijn tweede natuur. “Als ik ga hardlopen onderzoek ik eerst hoe dat werkt. Welke spieren zorgen voor beweging? Ik wil precies weten hoe het zit. Als ik het begrijp, vind ik het ook leuker om te doen. Het gaat mij niet om een wedstrijd winnen, maar om de techniek. Ik ben een technicus, vroeger al vond ik het heerlijk om iets uit elkaar te slopen en te zien waarom het zo goed functioneerde.”

De schilderijen van Tony zijn kleurrijk, hij gebruikt vaak aparte kleuren.Ik heb veel ‘zware’ schilderijen gezien in donkere tinten van Breitner bijvoorbeeld. Prachtig geschilderd, maar ik zou het niet bij mij aan de muur willen. Israëls daarentegen uit dezelfde periode schilderde met mooie heldere kleuren. Ik vertel graag een serieus verhaal met mijn schilderijen, maar wel op een vrolijke manier. Zwaarmoedigheid past niet bij me. Ik schilder licht en vrolijkheid in mijn werk. Ik heb meerdere schilderijen gemaakt van Amerikaanse auto’s’ uit de jaren dertig met een blauwe lucht en een felle zon. Ik heb niets met auto’s, maar deze hebben zo’n mooie ronde vorm. Ze staan voor Cuba, warm weer, vrijheid en avontuur.”

Realistisch schilderen vergt veel concentratie, de tijd staat even stil. Ik vergeet zelfs naar het toilet te gaan of te eten. Ik kan tot drie keer toe struikelen over hetzelfde snoer dat achter me ligt, zo ga ik op in mijn werk. Schilderen is voor mij een uitlaatklep, het ontspant me.”

Tekst: Meta van der Meijden                                                                                                                       /Fotografie: Christhilde Klein

Dit interview is ook gepubliceerd in HRLM Stadsglossy nr 94

Tony Rootlieb

Na deze editie van de Kunstlijn is het voor hoofdcurator Marion Reulen mooi geweest: na vijftien jaar tomeloze inzet komt er een einde aan haar werkzaamheden. Op het hoogtepunt stoppen, is haar devies. “Het is goed als nu andere mensen het overnemen, mensen met een frisse blik.”

door Paul Lips
foto Marion Reulen: © Paul Lips

Jarenlang drukte Marion Reulen haar stempel op Kunstlijn Haarlem. Ze staat bekend als een onvermoeibare verbinder, met goede ideeën over expositieplekken en het samenbrengen van kunstenaars. “Ik heb geen enkel persoonlijk belang, dus dan kan er ook geen sprake zijn van vriendjespolitiek. Een ander voordeel is dat ik zelf geen kunstenaar ben. Ik ben in staat met de nodige afstand naar dingen te kijken.”
Ook al heeft ze al die jaren de grote lijnen vormgegeven en contacten onderhouden, daarnaast heeft Marion een uitstekend oog voor details en ‘waar op te letten’ bij het organiseren van zo’n groot evenement. Een grondhouding die soms een tikje streng kan overkomen; haar achtergrond in het onderwijs zal hier ongetwijfeld een rol hebben gespeeld. Met Joke Breemouer vormde Reulen jarenlang een spreekwoordelijke ’tandem’ die het team aanstuurde en inspireerde. Joke Breemouer nam begin dit jaar afscheid, voor Marion Reulen zit het er na het tweede Kunstlijn-weekend op. Op vrijdag 15 november is er dan nog de uitreiking van de Joke Breemouer Kunstlijn Prijs (en Kinderjury Prijs) bij Kunst Centrum Haarlem en dan is het mooi geweest. Tijd voor nieuwe vergezichten, zoals Marion zelf zegt.

Hoe ben je destijds bij de Kunstlijn betrokken geraakt?
“Ik was zes jaar lang voorzitter van De Vishal, de kunstruimte aan de Grote Markt. In die tijd was Joke Breemouer daar penningmeester, en zij was toen ook al directeur van de Kunstlijn. Dus Joke vroeg me om bij het Kunstlijn-team te komen.
Bij De Vishal raakte ik betrokken omdat ik Harm van Ee kende met wie ik in een tennisgroepje zat. Laat ik het zo zeggen: ik mepte een goede bal, haha. Zo komen die dingen dan bij elkaar. Het idee van Harm was om De Vishal te professionaliseren. Daar kreeg ik ook de kans om als curator op te treden. Ik hou van organiseren en mensen samen te brengen. Met de toenmalige wethouder van cultuur – Chris van Velzen – ben ik Kunst op Kantoor gestart. Elke maand was er een gesprek met de wethouder, de kunstenaar en ik. Het was een estafette, de kunstenaar koos de volgende kunstenaar. Ik organiseerde het geheel.
Moderne kunst heeft wel mijn voorkeur. Ook als het schuurt, zoals bij Lucian Freud of Anselm Kiefer. Zelfs als het afstotend lijkt kan kunst fascineren.”

We gaan even helemaal terug. Waar groeide je op?
“In Sint Odiliënberg, een dorpje in Limburg. Connie Palmen woonde op de ene hoekvan de straat, wij op de andere hoek. Ik ging naar de MMS in Roermond, maar wilde al snel mijn horizon verbreden. Mijn moeder stimuleerde me om op eigen benen te staan, dus ik wilde op kamers, in Nijmegen. Op de MMS had ik een docent die kunstgeschiedenis gaf. Daar raakte ik benieuwd naar. Het is zelfs voorgekomen dat als hij een afbeelding van een kunstenaar omhoog hield, dat ik dan riep: Kokoschka!’. Waar dat vandaan kwam weet ik niet, dat had ik kennelijk ergens opgepikt. Kunstgeschiedenis had ik graag willen studeren, maar ik besloot om eerst te kiezen voor het onderwijs. Zo’n vak waar je ouders wel vertrouwen in hebben. Waar je een boterham in kunt verdienen. Later ben ik ook pedagogiek gaan studeren. En nog later heb ik cursussen Moderne Kunst bij de Vrije Academie Amsterdam gevolgd.”

Ik heb begrepen dat je directeur was van De Haarlemse Montessorischool en in de Haarlemse kunstscene belandde.
“Het Montessori-onderwijs sprak me aan om dat daar meer het individu centraal staat in plaats van de groep. Het Montessori-onderwijs werkt vanuit de visie: ‘help me het zelf te doen’. Dat is me ook later bij het curatorschap goed van pas gekomen. Het persoonlijk contact vind ik erg belangrijk.
In Haarlem had je midden jaren zeventig een levendig artistiek klimaat, met de kunstopleiding Ateliers 63 enzovoort. Ik had een relatie met kunstenaar Jan Polak. Hij gaf les bij Kreater. We hadden een vriendengroepje waar bijvoorbeeld ook Eric de Nie en Fred Benjamins deel van uitmaakten. En Kees Visser, die zich bezighoudt met geometrische en conceptuele kunst. Als Jan op dinsdagavond bij Kreater klaar was met lesgeven gingen we met een groepje – de Kreater-docenten Jan Polak, Sjoerd Buisman, Mari Boeyen en ik – naar Het Augustijntje in de Kleine Houtstraat, tot in de kleine uurtjes. Een mooie tijd. Ik studeerde toen pedagogiek. Maar we gingen er ook op uit om kunst te bekijken, zoals naar de Documenta in Kassel. Bij mij sloeg de vonk over. Ik ben altijd nieuwsgierig naar kunst en kunstenaars. En als curator moet je niet bang zijn.”

Medewerkers in Team Kunstlijn zijn altijd vrijwilligers. Jij hebt er gigantisch veel tijd ingestoken, waardoor het hoofdcuratorschap is verworden tot een soort fulltime-functie. De vraag is hoe dit zich in de toekomst zal ontwikkelen. Heb je tips?
“Dat is ook het leuke van vrijwilligerswerk, dat je onderdeel uitmaakt van een team. We hebben perioden ook vreselijk met elkaar gelachen. En als het goed is ontwikkel je met elkaar nieuwe ideeën. Zoals ‘Kunst in de kamer van de Wethouder’, dat voortkwam uit ‘Kunst op Kantoor’. Dat is niet altijd even makkelijk, want je mag er geen spijker in de muur slaan. Denken in oplossingen is van belang.
Als hoofdcurator van de Kunstlijn voerde ik altijd met iedereen overleg. Ook ga ik overal langs. Een bedankje na afloop is ook belangrijk, al is het maar een klein gebaar. Het gaat bij alles om de toon. De toon maakt de muziek.
Dat je als publiek de ateliers van binnen kunt bekijken is een van de voordelen van de Kunstlijn. En als de kunstenaar dan ook zelf aanwezig is om over het werk te vertellen wordt er meer verkocht, is de praktijk. Als curator heb ik me altijd ingezet om bij de beeldende kunst ook andere disciplines te betrekken, zoals muziekuitvoeringen (bijvoorbeeld stukken van Simeon ten Holt gespeeld op vier piano’s).
Natuurlijk kun je het niet voor iedereen goed doen. Er zullen altijd kunstenaars of bezoekers zijn die met kritiek komen. Mijn stelling is: ‘kritiek is een gratis advies’.
Tijdens de opening in sociëteit Vereeniging kwam iemand binnen die zei: “Voor mij is de Kunstlijn de Koninginnedag van de herfst.” Dat is toch prachtig?”

Je hebt je al die jaren altijd hard gemaakt voor de Kinderkunstlijn…
“Ik hoorde ergens zo’n mooie stelling: ‘ieder kind is een kunstenaar maar de moeilijkheid is er een te blijven’.
Want we raken gaandeweg dat spontane vaak kwijt. Omdat ik werkzaam was in het onderwijs heb ik de organisatie van een Kinderkunstlijn altijd belangrijk gevonden. Het idee van de Kinderkunstlijn is overigens bedacht door Janneke Vens, toenmalig lid van het Kunstlijn-team. In de loop der jaren is de opzet enigszins veranderd, maar we zijn in staat gebleken er musea als het Frans Hals Museum, Teylers Museum en ABC Architectuurcentrum bij te betrekken. Dat Cora Verhoog dan een workshop voor de kinderen kon komen geven in het ABC is geweldig. Ook de organisatie van zo’n Kinderkunstlijn is arbeidsintensief. Dat vereist investeren. Blij ben ik met de Kinderjury Prijs die dit jaar voor het eerst wordt uitgereikt, waarbij kinderen hebben gestemd op hun favoriete kunstwerk in het kunstcentrum.”

Tot slot, veel Haarlemmers en regiogenoten zullen jou dankbaar zijn voor je inzet – en je in je functie gaan missen. Ook al zul je niet van het toneel verdwijnen.
“Het mooie van zo’n evenement als de Kunstlijn is dat het je helpt jouw kunstzinnige smaak te ontwikkelen. Kunst verlegt grenzen (ook binnen jezelf), traint je hersenen, leert ons dingen te begrijpen en/of te accepteren. Kijken, voelen, verbazen, genieten, verwonderen.
De kracht van kunst is dat het veel meer kan betekenen dan wat de maker heeft bedacht. En dat het voor iedereen persoonlijk iets anders kan betekenen. Je omringen met kunst maakt je gelukkiger. Je krijgt er een goed humeur van. Als ik daar die vijftien jaar als hoofdcurator aan heb kunnen bijdragen dan is het wat mij betreft gelukt.”

De eerste twee weekenden van november staat Haarlem weer volop in het teken van beeldende kunst. Kunstlijn Haarlem biedt liefhebbers vier dagen de gelegenheid een kijkje te nemen in ateliers, galeries, musea en meer. We besteden aandacht aan drie deelnemende beeldhouwers.

Toeschouwers raken mijn beelden graag aan’   

Peter van Borssum Waalkes studeerde weg- en waterbouw aan de HTS. Later ging hij twee jaar in de leer bij beeldhouwer Fred Broekkamp. Tijdens Kunstlijn Haarlem is zijn werk te zien in Fotogalerie De Gang, Grote Houtstraat 43.

Peter van Borssum Waalkes

“Mijn werk is heel divers, het zijn wel voornamelijk beelden. Ik heb van alles uitgeprobeerd met hout, steen en samengestelde werken. Ik voel me het meest comfortabel bij het weghalen van materiaal om zo vorm te creëren. Het zijn abstracte vormen, figuratieve en alles daar tussen in. Ik heb een voorkeur voor de vrouwelijke vorm, zoals de soepele, vloeiende lijnen en volumes. De suggestie van beweging is tevens belangrijk in mijn werk, bijvoorbeeld een romp die iets wijkt. De sierlijkheid van vrouwelijke vormen past mooi bij beweging. Ik ben ook zeer geïnteresseerd in dans. Aan mijn werk zit geen thema vast. Het moet wel aan bepaalde schoonheid en expressie voldoen, dat is heel persoonlijk uiteraard.”

“Voordat ik leerde beeldhouwen, tekende ik graag. In de jaren negentig nam ik schilderlessen en ontdekte dat ik eigenlijk kunstenaar wilde worden. In mijn schilderwerk was ik veel met driedimensionale vormen bezig. Later kwam ik met beeldhouwen in aanraking. Ik kreeg als verjaardagscadeau een vijfdaagse beeldhouwworkshop bij beeldhouwer Fred Broekkamp. Ik ging twee jaar in de leer bij hem. Dat voelde goed, beeldhouwen past veel beter bij mij.”

Laten leiden door vorm

“Toeschouwers vinden mijn beelden toegankelijk en aaibaar, ze willen ze graag aanraken. Dat mag ook. Het is een extra dimensie, het hoort bij mijn beelden. Ik nodig mensen zelfs uit mijn werk te betasten. Je kan je lang afvragen of een oppervlak glad is, zodra je het aanraakt is dat gelijk duidelijk. Door te voelen merk je ook of een vlak vloeiend doorloopt. Als ik vastloop sluit ik mijn ogen en betast de vorm, dan weet ik direct waar het fout zit.”

“Ik werk meestal op twee verschillende manieren. Ik laat me leiden door de vorm van het materiaal en kom zo meer intuïtief tot een beeld, of ik werk een vorm of idee uit dat in mijn hoofd zit. Ik haal inspiratie uit de natuur, de mens, steden en architectuur, dat heeft natuurlijk te maken met mijn opleiding. Pinterest is ook een inspiratiebron, daar scrol ik regelmatig doorheen, af en toe zet ik een plaatje in mijn bestand. Als ik een bepaald stuk steen of hout zie plopt die afbeelding op en zet ik het om in vorm.”

Al 1000 jaar beeldhouwer

“Beeldhouwen is voor mij al vanaf het allereerste begin een vanzelfsprekende handeling. Bijna als een tweede natuur. Volgens mijn leraar leek het alsof ik het al veel vaker had gedaan. Zo ervaar ik het ook. Het voelt alsof ik al 1000 jaar dit vak uitoefen. Ik weet precies welke delen van het materiaal ik weg moet halen voor de juiste vorm. Daar hoef ik niet over na te denken. Bij mijn samengestelde werken ervaar ik meer onzekerheid. Ik experimenteer met materialen en zoek naar goede combinaties, een pad vol twijfel. Het vanzelfsprekende van beeldhouwen is echt fijn en ook zeer efficiënt natuurlijk.”

Peter van Borssum Waalkes

‘Beeldhouwen helpt mij beter schilderen’

 Arthur Kempenaar studeerde aan de Rietveld Academie. Tijdens Kunstlijn Haarlem is zijn werk te zien in de Kamer van de wethouder in het stadhuis.

Arthur Kempenaar

“Ik heb eigenlijk een haat-liefde relatie met beelden. Als je achteruitloopt in een expositieruimte om een schilderij beter te bekijken, knal je er tegenop. Een beeld staat altijd in de weg. Het beeldhouwen is bij mij voortgekomen uit het schilderen. Op een gegeven moment kocht ik een kettingzaag om mijn schilderkunst verder te helpen. Met een zaag werk je in het hout van buiten naar binnen, dat levert gelijk wat op. Met schilderen kun je ongelimiteerd door modelleren. De directheid van het zagen had invloed op mijn schilderen. Het is een soort wisselwerking.”

“Wat mij intrigeert is hoe je je verhoudt ten opzichte van een tweedimensionaal beeld en driedimensionaal beeld. Ook al hebben beiden dezelfde thematiek, door de techniek gedragen ze zich verschillend. Het medium positioneert de beschouwer op een andere plek. Om een beeld kun je heenlopen, bij een schilderij sta je voor een plat vlak. In mijn schilderen probeer ik de ruimte te claimen tussen het platte vlak en de beschouwer. Je kan een schilderij binnenstappen, maar het schilderij kan zich ook naar je toe duwen, naar buiten komen eigenlijk.”

Vogel, bromvlieg en sneeuwman

“De beelden die ik schilder vertaal ik ook naar houten beelden, soms naar steen en recentelijk naar keramiek. Niet alle beelden lenen zich ervoor om uit hout te zagen. Mijn vogels of bromvliegen zijn te anekdotisch én te bewerkelijk. Het zwarte schilderij van Medea bijvoorbeeld, daar heb ik wel een beeld van gemaakt en ook van de sneeuwman. Het vertaalt zich daadwerkelijk in een ander beeld dan op het schilderij.”

“Ik heb in keramiek kleine vuurtjes gemaakt, allemaal net even anders, heel intrigerend. Ze hielpen me vuur te schilderen op een groot doek. Vuur is heel beweeglijk, hoe geef je daar vorm aan in gestolde verf? Vuur in keramiek is natuurlijk ook een soort contradictio in terminis. Op doek is vuur niet te pakken, in keramiek is het in zekere zin wel tastbaar. Interessant om te onderzoeken. Het spannende van keramiek is ook dat het duizenden jaren mee kan gaan, als het tenminste niet kapot valt.”

Als kind al melancholisch

“Mijn werk gaat over de dood, maar dat klinkt zo zwaar, de grondtoon is melancholie. Ik had als kind al melancholische gevoelens. Zo’n gevoel van verlatenheid als we bijvoorbeeld met het gezin wegreden van Texel waar ik geboren ben, bitterzoet eigenlijk. Ik kan natuurlijk een heel verhaal houden over wat me beweegt, wat ik allemaal heb bewerkt en heb getracht uit te vinden in de beeldende kunst, van expressionistisch tot fundamenteel abstract en meer. Ik heb uiteraard gezien mijn leeftijd al lange tijd een aantal zaken doorgespit, en de daaruit voortvloeiende vragen geprobeerd te beantwoorden. Als ik dat allemaal wegstreep, blijft melancholie als thema over. Inspiratie is er gelukkig altijd, ik kom mijn atelier binnen en ben gelijk aan het werk.”

Arthur Kempenaar

‘Kunst maken is een passie én een zoektocht’

Klaas Kamphuis studeerde aan de kunstacademie in Kampen. Tijdens Kunstlijn Haarlem is zijn werk te zien in De Kloostergangen.

Klaas Kamphuis

“Ik heb een fascinatie voor hout en voor lyrisch abstracte kunst. Mijn werk zit in de lijn van beeldhouwer Brancusi. Klassieke houten beelden met traditionele volumes, ritmes, kleuren, massa, structuur en huid. Ik werk volgens de beeldhouwtechniek ‘en taille directe’. Ik houw rechtstreeks in het materiaal naar aanleiding van een klein plan of een summiere schets. Van daaruit ontstaat het beeld. Mijn sculpturen zijn een stuk groter geworden sinds ik afstudeerde in de jaren tachtig. Ik werk met een kettingmotorzaag en complete bomen.”

“De aanleiding voor mijn beelden is meestal een opdracht of een expositie waar ik aan meedoe. Met een kleine maquette of beeldjes ga ik vervolgens op pad. Ik bezoek landschapsbeheerders, boswachterijen en zagerijen op zoek naar een geschikte boom voor één van die modellen. Ik ben afhankelijk van de krommingen en diktes waar die boom aan moet voldoen én van wat voorradig is. Dat is ook ‘en taille directe’, ter plaatse de beslissing nemen, dit is de boom daar ga ik aan werken.”

Mijn werk raakt je of niet

“Als ik beeldhouw zit ik geheel in het maakproces. Ik start mijn kettingmotorzaag en verdwijn in een stofwolk op zoek naar wat beeldend mooi is. Mensen vragen mij geregeld waarom ik een specifiek beeld maak en waar het idee vandaan komen. Vragen waar je wel over na kunt denken, maar dat heeft geen nut. Ik kan ze niet beantwoorden, ik moet gewoon dát werk maken. Mijn intellectuele verhaal zit in die stofwolk, evenals de antwoorden op de vragen. Als het beeld klaar is, kan de kijker het ervaren. Ik kan niet benoemen waarom ik kunst maak. Het gaat om fascinatie, passie, gedrevenheid en de zoektocht. De beschouwer kan zich met mijn werk verbinden. Net als met een schilderij of een muziekstuk, het raakt je of niet.”

“Ik bepaal intuïtief wanneer een sculptuur klaar is. Op een gegeven moment kan ik niets meer doen, het wordt er niet beter van. Tijdens het maakproces gaat er regelmatig wat mis, dat zijn probeersels. Met de jaren leer je wat wel en niet kan. Werk waar ik over twijfel laat ik niet zien. Daar moet je heel strikt in zijn, de leek haalt er feilloos uit wat wel of niet klopt. Die persoon hoeft niet eens onderlegd te zijn, ze zien het gewoon. Je moet trouw blijven aan je eigen passie en daar consequent in zijn. Als het beeld klaar is ziet het er zo simpel uit, maar er is veel aan voorafgegaan wat je niet meer terugziet.”

Neolithische grafheuvels

“Ik was deze zomer in Ierland en bezocht daar oude neolithische grafheuvels en steencirkels, echt mooi. Ook bekeken mijn vrouw en ik een oud kasteel. De kapconstructie van zo’n burcht, de poort of de gestapelde stenen van een muur, het fascineert me. Uit zo’n reis haal ik inspiratie voor mijn beeldhouwwerken.”

Klaas Kamphuis

Tekst: Meta van der Meijden                                                                                      Foto’s: Christhilde Klein

Dit artikel is ook gepubliceerd in HRLM Stadsglossy nummer 93

‘Ik ga door tot de essentie’

Het zijn geometrische vormen meestal in zwart-wit gesneden uit aluminium. Bij de wandobjecten van Tonneke Sengers speelt schaduw een belangrijke rol. Het vergroot het ruimtelijk effect. “Lege ruimte fascineert mij.”

De kunstenaar heeft haar atelier in De Greiner, een monumentaal schoolgebouw in de Voorhelmstraat. Haar werkplek oogt opgeruimd. Op planken aan de wand liggen donkergrijze platte dozen met kleine werkjes van Tonneke. Aan de muur ernaast hangen linialen in verschillende maten. De tafels zijn leeg op een laptop na. Ze is geheel gekleed in favoriet donkerblauw, haar lange zwarte haar zit bijeen in een knip. Zes kunstwerken hangen tentoongesteld aan een lange wand.

Tonneke studeerde in de jaren tachtig monumentale vormgeving aan de Gerrit Rietveld Academie. De eerste jaren van haar kunstenaarschap maakte ze muurschilderingen, dat bleek niet echt praktisch. “Ik werd steeds vaker gevraagd om te exposeren, maar kon niet overal een muurschildering maken. Ik ging op zoek naar een mobiele variant.” Ze liet dezelfde vormen met een laser uitsnijden in aluminium. Door profielen aan de achterkant kwamen de wandobjecten een stukje van de muur. Sindsdien is schaduw, die ontstaat door de uitgesneden vormen, onderdeel van haar werk. “Het vergroot de ruimtelijkheid.”

Tonneke Sengers

Contouren van wolkenkrabbers

De basisgedachte achter het werk van Tonneke is het vormgeven van leegte. “Ik heb altijd al een fascinatie gehad voor leegte en ruimte. Op mijn achttiende ging ik naar New York, daar fotografeerde ik veel flatgebouwen. Ik was niet zo zeer geïnteresseerd in de contouren van de wolkenkrabbers, maar in de vorm in de lucht die ze samen creëerden. Leegte heeft ook vorm.” Tonneke wijst op een groot wandobject in kleur. “Net als bij dit werk Dancing cubes without sixpointed star. De cirkel van zes kubussen vormt in het midden een ster van leegte. Without vind ik een mooi woord, met en uit. De ster is er niet, maar toch zichtbaar. Een soort van met zonder, daar hou ik van. In het Nederlands heb je die samenvoeging niet.”

Haar werken gaan een relatie aan met de muur waar het hangt, meent de kunstenaar. “Zonder muur heb ik niets. Mijn objecten hangen up de wall, op de muur in plaats van aan de muur. Een schilderij hangt passief aan de muur, mijn werk actief. Schaduw verbindt het object met de wand waaraan het hangt. De aluminiumvormen zijn hard, door schaduw worden de objecten zachter. Die tegenstelling spreekt mij aan. Die schaduwvormen veranderen ook gedurende de dag. ‘s Morgens ziet het er heel anders uit dan aan het einde van de middag. Helemaal als de zon schijnt, de schaduwlijnen worden dan hard. Het zijn verrassende elementen waar je geen grip op hebt, maar die wel cadeautjes zijn.”

Tonneke Sengers

Optische illusie

Het werk van Tonneke heeft vaak architectonische elementen zoals skylines en gevelvlakken als uitgangspunt. De basisvormen voor mijn werk komen uit de architectuur, daar ligt mijn interesse. Het hoort natuurlijk ook bij mijn opleiding architectuur en vormgeving. Kunst in relatie tot architectuur. Ik vind mezelf ook meer vormgever dan kunstenaar.” Ze loopt naar een groot wandobject van ruitvormen in zwart-wit. “Je zou hier net zo goed ramen en deuren in kunnen zien, de ruimtes van een huis.”

De kunstenaar werkt met minimale lijnen, rasters en vierkanten, waarmee ze optimale ruimtelijkheid creëert. “Die ruimtelijkheid is vaak een optische illusie. Ik verkocht laatst op internet een werk. Bij aflevering zei de koper: ‘Hé, er zitten gaten in.’ Mensen zijn erg geconditioneerd en kijken vaak niet goed. Ze zien schaduw, maar denken dat het een grijs geschilderd vlak is. Bij mijn wandobjecten is het soms niet wat je denkt dat het is. Je ziet pas hoe het zit als je echt goed kijkt. Sommige toeschouwers raken ervan in verwarring. Bij een schilderij kijk je in het werk, daar gebeurt ‘het’. Bij mijn objecten vindt de ‘actie’ vaak plaats voor het werk, het lijkt dan net of de lijnen naar voren komen.” Tonneke gebruikt geen perspectief, alleen isometrie: evenwijdige lijnen. “De ruitvormen zijn nooit symmetrisch omdat de hoeken niet precies 45 graden zijn. Te meetkundig kloppend wordt snel saai heb ik gemerkt.”

Tonneke Sengers

Nerven van een blad

Tonneke werkt bijna altijd met strakke, rechte vormen. Het werk Pink Flower aan de wand in haar atelier is daarop een uitzondering. De bloem heeft ronde vormen en geeft een roze schijnsel op de muur. De kunstenaar ontwierp ook een gele en een oranje variant. “Die strakke lijnen komen ook voort uit luiigheid. Rechte lijnen zijn makkelijker af te plakken voor het schilderen dan ronde vormen. Het is niet zo dat ik niet hard werk, maar als het makkelijk kan ga ik niet moeilijk doen. Daarom laat ik mijn objecten ook laseren en zaag ik de vormen niet zelf uit. Mijn werk zal nooit groter worden dan de kofferbak van mijn auto omdat ik geen zin heb om een busje te huren”, zegt ze lachend.

Ze haalt inspiratie uit haar directe omgeving. De kunstenaar kan bijvoorbeeld getriggerd worden door een afbeelding in een biologieboek. “Er zit altijd een soort radertje in mijn hoofd op zoek naar interessante zaken. Waarnaar precies, dat kan ik niet uitleggen. Het gebeurt onbewust. Ineens valt me iets op waar ik dan verder mee wil.” Ze pakt er ter illustratie een schematisch werk van hout bij, nog in ontwikkeling. “Dit is gebaseerd op de nerven van een blad, die vond ik zo mooi. Ik werk mijn ideeën eerst op de computer uit. Het is altijd een heel gepuzzel voordat ik echt tevreden ben. Soms door zomaar een handeling op mijn laptop ontstaat toevallig precies wat ik wil. Het valt ook regelmatig tegen, dan is het niet waar ik op hoopte. Ik ga net zolang door tot het wel goed is. Ik zoek naar een soort vanzelfsprekendheid. Het moet er uitzien alsof het niet anders zou kunnen. Voor mij heeft het dan pas bestaansrecht. Vaak maak ik het ontwerp eerst in papier, modellen van twintig bij twintig centimeter. Ik doe dat ook natuurlijk omdat het uitsnijden van de objecten in aluminium heel duur is.“

Tonneke Sengers

Alle mooidoenerij eruit

De wandobjecten van Tonneke zijn unica. Als ze heel tevreden is met het resultaat maakt ze het ontwerp in verschillende formaten small, medium en large. “Die termen heb ik uit de mode gepikt, dat vind ik leuk.” De meesten zijn in zwart-wit. Dat komt het dichts bij de essentie van wat ze wil laten zien. “Alle mooidoenerij mik ik eruit, uiteindelijk blijft datgene over wat ik wil tonen. Een krulletje hier en daar leidt af, franjes zijn snel te mooi en niet de essentie. Ik laat me soms wel verleiden door kleur, eigenlijk mag dat ook niet als je echt tot de kern wil gaan.” Bij het werk Dancing cubes without sixpointed star maakte ze gebruik van verschillende kleuren. “Ik moet af en toe met kleur werken, daar heb ik dan zo’n zin in. Als ik heel lang met zwart-wit werk, word ik somber en verlang ik naar kleur. Dat kan ik ook met aluminium hebben, een koud materiaal. Ik krijg dan echt behoefte aan warmte. Hout is een mooi alternatief en veel warmer net als kleur.”

De kleuren mengt de kunstenaar zelf, ze brengt ze aan met een kwast. “Ik gebruik vaak kleuren uit mijn jeugd, van speelgoed van vroeger bijvoorbeeld. Het mengen doe ik op gevoel.” Tonneke wijst weer op het wandobject met de zes kubussen. Ieder vlak heeft een andere kleur. “Ik heb gekozen om de lichtinval van de linkerkant te laten komen en daar de kleurtinten op aangepast. Links dus lichtere kleuren op de vlakken van de kubussen. Aan de schaduwkant schilderde ik meer donkere kleuren en in het midden een tint er tussenin. Zo ben ik alle zes de blokken afgegaan, net zolang tot het klopte. Dit klinkt allemaal erg voor de hand liggend, maar dat is het niet. Het is een zoektocht, de vlakken van de kubussen hebben de meest uiteenlopende kleuren gehad die ik later weer overschilderde. Kleuren zijn mooi, maar als ik in kleur de essentie zoek, zou ik uitkomen op de primaire kleuren rood, geel en blauw. Die wil ik niet gebruiken, deze kleuren associeer ik teveel met de Nederlandse kunstbeweging De Stijl.”

Tonneke Sengers

Teveel prikkels

De kunstenaar noemt zichzelf super chaotisch en snel overprikkeld. “Mijn objecten zijn netjes en geordend. Veel mensen nemen aan dat ik net zo precies ben. Dat ben ik helemaal niet”, zegt ze lachend. “Ik kan ook last hebben van de chaos in de wereld. Zodra ik mijn atelier binnenstap, laat ik alles buiten. Hier zijn geen prikkels. Ik werk maar met een paar vormen, heel fijn en overzichtelijk.  Mijn werkplek is mijn overleving, ik voel er rust. Het is m’n universum.”

Tekst: Meta van der Meijden / Fotografie: Christhilde Klein

Dit interview is ook gepubliceerd in HRLM Stadsglossy nummer 92

Tonneke Sengers