‘In mijn werk zit gevoel en fantasie’

De tekeningen van Ninet Kaijser zijn realistisch en sprookjesachtig tegelijk. Ze gaan over tijd en verstilling. Met kleurpotlood tekent de kunstenaar niet bestaande werelden. “Verbeelding is een essentieel onderdeel van mij.”

Ninet staat al te wachten bij de zij-ingang van het ateliercomplex. “Joehoe hier”, roept ze vrolijk. Ze heeft haar werkruimte in Broedplaats Bogotá, een verzamelplaats van kunstenaars, muzikanten en ambachtslieden. In het gebouw staan diverse zeecontainers op elkaar gestapeld. Ninet gaat voor de houten trap op en wijst links en rechts op de ateliers en studio’s van haar buren. Ook zij heeft haar werkplek in een container. Een beperkte, maar sfeervolle ruimte met aan de wanden grote en kleine tekeningen van haar hand. Op een bureautje liggen gebruikte en nieuwe potloden in verschillende kleuren en een puntenslijper. Het slijpsel van de afgelopen maanden zit in de prullenmand ernaast.

De kunstenaar tekent landschappen op papier of fotoprints. Organische vormen, vertrouwd, maar ook vervreemdend. De tekeningen zijn opgebouwd uit meerdere lagen potloodlijnen. Toeschouwers denken de werelden te herkennen, maar ze bestaan niet. “Mensen kijken naar mijn werk en twijfelen of ze de plek ooit bezocht hebben. Ze associëren de tekeningen met waar ze zelf zijn geweest. Toch is compleet onduidelijk waar en in welke periode het landschap is. Dat vind ik gaaf.”

ninet kaijser

Traag veranderingsproces

Het werk van Ninet gaat over tijd en niet over een bepaalde plek. Ze verbeeldt natuurachtige vormen die zijn ontstaan door tijd. Zoals kustgebieden, die in de loop der jaren langzaam van vorm veranderen. “De zones tussen water en land vind ik mooi en interessant. Het veranderingsproces daar is zo traag, dat we het niet zien. Ik ben ook lang bezig met mijn grote tekeningen, meestal een half jaar. Vooraf heb ik wel een plan, maar terwijl ik teken ontstaat het ook, heel organisch. De tijd die nodig is om het papier te vullen, heeft een functie. Ik kan veel sneller werken, maar dat is niet wat ik zoek. Ik wil graag dat tijd invoelbaar is bij mijn werk. Daarnaast gaan mijn tekeningen over verstilling. Door de lange productietijd krijgen ze iets tijdloos. Was dit ooit, is het nu of juist de toekomst? Wij mensen vinden onszelf heel belangrijk op deze planeet, maar zijn we dat ook?”

Ninet verbleef een maand in Noorwegen ter inspiratie. Het ruige landschap had veel invloed op haar. Ze liep verschillende wandelroutes. In oktober, eigenlijk al een te natte maand, ging ze alleen op pad. “De dag ervoor had het geregend, alles was glibberig. De tocht omhoog was echt spannend. Toen ik boven kwam leek het landschap hierop.” Ze wijst op een tekening achter zich aan de wand. “Ik keek uit over zo’n soort fjord, maar dan met wolken en mist. Het was griezelig, ik zag bijna niks. Er was niemand boven en plots werd het donker. Dit landschap bestaat gewoon en doet alsof ik er niet ben. Het gaat hier niet om mij, dacht ik. Aan de ene kant was het waanzinnig mooi en werd ik er helemaal door opgeslokt, aan de andere kant voelde ik dat ik er niet hoorde. Er gebeurde zoveel met me op dat moment. Het was te groot, te overweldigend en een beetje huiveringwekkend.”

ninet kaijser

Normandië en Texel

De kunstenaar is altijd op zoek naar dit soort plekken. Een paar keer per jaar gaat ze naar Normandië. Ze is onder de indruk van de kliffen langs de kust. “Het kustgebied is bijzonder daar, het raakt me. We hebben ook een huisje op Texel. Ik voel me thuis bij de zee. Het water is fijn, maar kan tevens een beetje angstaanjagend zijn vanwege zijn omvang. Die dubbelheid vind ik interessant, het helpt me om het leven te relativeren. Wie ben ik en wat is echt van belang? Ik heb behoefte om aan de binnenkant te blijven, ook al ben ik expressief en aanwezig. Er gebeurt veel met mijn gevoel en in mijn fantasie.” Haar uitbundige lach en extraverte gedrag lijken in schril contrast te staan met haar verstilde werk. Uren achtereen kan ze aan een tekening werken. Het geeft haar rust. “Ik vind het heerlijk om alleen te tekenen, maar ik ben geen kluizenaar. Ik houd ook van contact met mensen.”

Haar werk is natuurgetrouw en onwerkelijk tegelijk. Ze tekent kleurrijke massieve vormen en complexe texturen. “Het is ook vaak gek en verwarrend”, zegt ze lachend. “Het zijn maffe vormen. Mijn kleine werken zijn vaak aanleidingen voor grote tekeningen.” Ze wijst op de werkjes aan de wand. “Onder sommige tekeningen zitten fotoprints op papier, daar teken ik overheen. Bepaalde onderdelen of kleuren neem ik mee in de grote werken. De kleintjes zijn eigenlijk voorstudies. Ik heb een map vol met foto’s die mij prikkelen.”

Ninet Kaijser

Beleving verbeelden

Ninet raakte onlangs nog geïnspireerd op de Canarische eilanden tijdens een bezoek aan haar dochter. Ze zag daar waterpoelen tussen het lavagesteente. Het zeewater kwam omhoog en spoelde over de rotsen heen. “Die ervaring zit in mijn hoofd, thuis probeer ik die beleving te verbeelden. Mijn gevoel en interpretatie komen op papier samen. Mijn werk gaat altijd over momenten waar ik die grootsheid voel. Dat kan ook in iets kleins zitten. Knalgele vetplantjes die zich tussen de rotsen door worstelen, daar kan ik me over verwonderen. Er is zoveel wat we niet weten of nog nooit hebben gezien, de rest verzin ik er zelf bij.”

“We zijn maar een klein onderdeel van het grote geheel, slechts voorbijgangers. Leven was er altijd al en dat zal ook zo blijven. Als je kijkt naar de hedendaagse discussie rondom klimaatproblematiek dan denk ik: we kunnen ons druk maken om de aarde, maar die gaat niet kapot wij gaan eraan. De aarde heeft al zoveel doorstaan en dat gaat nu ook weer gebeuren. Ons leventje is eindig en daar maken we ons zorgen om, de aarde redt het wel. Dit besef geeft mij een gerust gevoel, minder eindig. Langs de kust in Normandië herken ik bepaalde stenen, die verplaatsen niet. Ze zijn er altijd ondanks de getijen. Mooi toch?!”

ninet kaijser

Een beetje verliefd

De tekenaar werkt graag met Luminance kleurpotloden van Caran d’Ache, een beetje vettige potloden. Ze pakt een nieuw zwart potlood uit een doos en slijpt de punt. “Dit vind ik het allerlekkerste. Een nieuw potlood met zo’n vers geslepen puntje.” Ze loopt naar een tekening aan de wand. “Dit werk zit al de hele tijd naar mij te lonken.” Staand tekent ze met kracht kleine ronde bewegingen op het papier. “En nu uren doorgaan, heerlijk.” Nauwkeurig zet ze lijnen en rondjes. “Dat precieze werken hoort bij mij. Ik hou er van om gedetailleerd bezig te zijn, in controle. Als ik hier wegga is het atelier weer opgeruimd, geen losse rommeltjes. Orde geeft me rust.”

Via haar werk probeert ze grip te krijgen op het leven. Ninet is analytisch ingesteld en zoekt naar antwoorden op de grote vragen des levens. Het tekenen geeft haar houvast. Door de kleine herhalende bewegingen urenlang achter elkaar uit te voeren is het bijna meditatie. “Ik kom in een soort ritme, een oneindig gevoel. Heel ontspannen ben ik aan het werk, soms luister ik naar een podcast. Vaak vergeet ik de tijd en moet ik een wekker zetten. Ik kan helemaal in mijn landschappen verdwijnen. Als ik zoveel maanden aan één tekening werk, wordt het een vriend. Ik raak een beetje verliefd, het werk is dan mijn gezelschap. Ik hoop dat toeschouwers zien dat de tekeningen echt een deel van mij zijn.”

Worstelen met opspattend water

Op de grote werken zitten wel vijf potloodlagen. Ze zijn nodig om de juiste vormen, dieptes en kleuren te krijgen. Momenteel worstelt Ninet met het opspattende water tussen het lavagesteente op de tekening. “Het stromende water zoals ik het in mijn hoofd heb, is moeilijk om op papier te krijgen. Ik probeer dat overweldigende gevoel van de zee op de Canarische eilanden te verbeelden. Met het juiste licht erbij. Ik ben op deze tekening voor het eerst gaan gummen, dat heb ik nog nooit gedaan. Hier wat kleur weg en daar iets meer erbij. Die balans bepalen gaat helemaal vanzelf. Het is een combinatie van intuïtie, techniek en ervaring.”

De kunstenaar is het liefst zo lang mogelijk bezig met één tekening. ‘Onderweg zijn’ vindt ze bijna belangijker dan het eindproduct. ”Ik geniet van projecten die lang duren. Zolang het werk niet klaar is kan er nog van alles gebeuren. Als een tekening op het einde komt, rek ik dat moment. Ik zeg tegen iedereen dat het nog niet af is. Het werk is pas klaar als ik er een hele dag aan gewerkt heb en niemand ziet de verandering. Ik voel me daarna een beetje leeg en verdrietig. De tekening laat ik nog even in mijn atelier hangen. Pas dan is het weer tijd voor nieuw project.”

Tekst: Meta van der Meijden/ Fotografie: Christhilde Klein

Dit interview is ook gepubliceerd in HRLM nummer 86

ninet kaijser

‘De spanning zit in de uitvergroting’

Ze schildert extreem uitvergroot fruit en groente in single-use plastic. Manon Babtist maakt een serie schilderijen over plasticvervuiling. “Bijna alles in de supermarkt is verpakt in plastic, daar moeten we echt van af.”

Teckel Tobias blaft hard vanachter de voordeur die nog op het nachtslot zit. Na de begroeting trippelt hij mee naar het atelier in de achtertuin van Manons huis in Santpoort-Zuid. De kunstenaar heeft een mooie, lichte werkplek. Aan de wanden hangen schilderijen met rode en blauwe bessen, eieren en friet in plastic bakjes. Op een ezel midden in het atelier staat een groot werk met aardbeien. “Dat is bijna klaar.” Ernaast een blauw trolley van KLM gevuld met verf en kwasten. Manon is al 35 jaar stewardess. Ze draagt een gebreide turquoise trui op een strakke broek, neemt plaats aan de grote tafel en schenkt koffie met havermoutmelk.

De kunstenaar is sinds twee jaar bezig met een reeks grote schilderijen over het thema single-use plastic (wegwerpplastic). Het zijn realistisch werken, extreem uitvergrote stillevens van onder meer fruit. “Voor mij zit de spanning van de schilderijen in het opblazen van het onderwerp. Interessant, maar ook ingewikkeld om uit te voeren. De objecten moeten wel uitvergroot kunnen worden, dat lukt niet met alles.” Manon wijst op het schilderij van friet in een wit plastic bakje. “Met de patatjes was het moeilijk om het beeld realistisch te houden. Dat komt door de textuur van de friet. Als je blijft uitvergroten herken je op een bepaald moment het geschilderde niet meer. Ik moest hard werken om het echt patat te laten blijven. Fruit leent zich meer voor uitvergroten. Toch is het geheel vaak goed herkenbaar en in serie versterken de werken elkaar.”

manon babtist

Uit de supermarkt

Voor de serie single-use plastic haalt Manon inspiratie uit de supermarkt. Bijna alle groenten en fruit zijn verpakt in plastic. De producten zijn herkenbaar voor iedereen, we gebruiken ze dagelijks, meent Manon. “Het gebruik van plastic is niet meer van deze tijd. Bij mij thuis zijn we maatschappijkritisch. De kinderen zijn bijna allemaal vegetariër. Eentje werkt bij The Ocean Cleanup, een ander heeft een adviesbureau dat zich bezig houdt met de gevolgen van klimaatverandering en een derde ontwikkelde het kaartspel Shark Attack. Met de opbrengst van de verkoop wordt een bijdrage geleverd aan het plasticvrij maken van de oceaan. Als moeder ga ik daar in mee.“ De kunstenaar wilde een serie werken maken op klassieke wijze geschilderd met een moderne touch. “Door het onderwerp is gelijk duidelijk dat we in het jaar 2023 zitten. Stillevens van fruit kennen we uit de geschiedenis, de bekende aalbes in een Chinees kommetje. Fruit in een plastic bakje is echt van nu, maar dan op een klassieke manier geschilderd. Mijn werken lenen zich bij uitstek om op te hangen in een open keuken. Het onderwerp past goed op die plaats. De schilderijen maken een verbinding tussen de keuken en de eetkamer.”

In het werk van Manon zit humor. Het ‘ordinaire’ patatje klassiek weergegeven op doek werkt ook vervreemdend. De kunstenaar vindt het een artistieke uitdaging om onderwerpen te bedenken die passen bij een bepaald thema. Ze werkt graag in series. “Ik ben opgeleid aan de modeacademie, daar moesten we altijd variaties op een thema maken. Dat doe ik nu nog, als kunstenaar ben ik steeds op zoek naar verdieping. Bovendien hangt een serie mooi naast elkaar bij een expositie.” Ze heeft een aantal schilderijen verkocht. Er zitten nu gaten in de reeks. ”Best jammer, het verkochte schilderij met tomaten in plastic was hier fraai bij geweest.” Het doek met aardbeien op de ezel is haar tweede. Het eerste schilderij is ook verkocht. “Fijn natuurlijk, maar ik ben toch een variant gaan maken om de serie compleet te houden.”

manon babtist

Gek op Art Nouveau

Bij het uitvergroten is het lastig om het fruit echt te laten lijken. Het wordt snel popart-achtig, volgens Manon. “Bij dit tweede schilderij heb ik meer mijn best moeten doen om er ‘echte’ aardbeien van te maken.” Ze loopt naar het doek en wijst op details. “De aardbeien waren donkerrood en heel sappig wat het compliceerde. Het beeld is bijna 1000 keer vergroot, je ziet ieder haartje. Door de uitvergroting ontdekte ik ook aspecten die ik bij een echte aardbei nog nooit gezien heb. Ik ben hier lang mee bezig geweest. Ik schilder ongeveer zes uur per dag vier dagen in de week, in totaal zo’n acht tot twaalf weken. Heel bewerkelijk, maar ook fijn. Ik ben gek op Art Nouveau, de laatste periode in de kunstgeschiedenis dat er werkelijk tijd was om ambachtelijk te werken, om iets moois te maken.“

Manon is van jongs af aan bezig met naaien, haken en breien. Ze creëert graag. Vroeger had ze de neiging om snel over te stappen van het ene idee naar het volgende. Dit leidde tot irritatie en onrust. “Ik besloot op een zeker moment mezelf te dwingen een creatie eerst af te maken voordat ik aan iets anders begin. Dat bevalt goed. Ik kan alleen niet ontspannen tot het zover is. Als ik een trui brei dan moet die ook af. Ik ben enorm gedreven en maak van alles wat ik doe een wedstrijd. Dat zit diep in me. Het heeft ook te maken met nieuwsgierigheid. Ik wil zien of het eindresultaat klopt met wat ik in mijn hoofd heb. Bovendien als het klaar is heb ik weer tijd voor nieuwe plannen”, zegt ze lachend. De kunstenaar legt de lat hoog voor zichzelf. Soms is een werk niet precies zoals ze het wil. Lastig te verteren, toch kan ze inmiddels ook lachen om haar perfectionisme. “Er is niemand die tegen mij zegt ‘het moet beter’. Wat ik maak, daarvan wil ik zelf dat het een perfect product is. Het is mijn verantwoordelijkheid een koper kwaliteit te bieden voor zijn geld. Ik ben bovendien zeer ambitieus en heb gevoel voor commercie. Uiteindelijk wil ik wel verkopen natuurlijk.”

manon babtist

Plastic bakjes uit New York

De aalbessen op het doek aan de wand ogen eetbaar. Het plastic hoor je bijna kraken en de vochtige waas lijkt echt nat. Volgens Manon is het iedere keer een gevecht om het beeld reëel te krijgen. Het lastigst is het fruit achter het plastic. “Hoe krijg ik de besjes echt in het bakje en niet er bovenop? Er is niet één methode die ik steeds kan toepassen. Ik maak gebruik van mijn technisch inzicht en goede observatie. Hoe langer je kijkt naar een afbeelding hoe meer je ziet. Als ik het ene detail heb gezien, zie ik het volgende. Het beeld komt in lagen, zo werken je ogen. Soms ben ik bijna klaar en neem dan toch nog een kleur waar die me niet eerder opviel.”

De schilder stelt de stillevens het liefst samen in haar tuin vanwege het licht en fotografeert ze vervolgens. Ze decoreert het fruit in het plastic bakje op een klein podium met een zwarte achtergrond. Inmiddels heeft ze een verzameling aan plastic bakjes om mee te variëren. Eentje komt zelfs uit New York. “Of een compositie werkt zie ik het best door mijn camera. Soms is het licht niet goed of komt een vorm niet mooi uit. Op m’n IPad maak ik later een keuze, veel foto’s vallen af. Ik schilder niet één afbeelding na, wat op het doek komt is een compilatie van diverse foto’s. Zwart als achtergrond vind ik het mooist, het schijnt door het plastic bakje heen. Schaduw en de weerkaatsing van het plastic maken het werk nog spannender. Ik heb wel andere achtergrondkleuren geprobeerd zoals blauw, maar kom toch steeds weer terug bij zwart.”

Manon Babtist

Plastic Soup Foundation

In de serie singel-use plastic hoort nog een schilderij van een gebruikt plastic waterflesje, maar die is ook verkocht. De opbrengst van de verkoop ging naar de Plastic Soup Foundation. Manon wilde een schenking doen aan een organisatie die zich bezig houdt met plasticvervuiling. “Ik heb met mijn kinderen overlegd welke daarvoor in aanmerking zou komen. Ze stelden de Foundation voor. De organisatie is nu vooral bezig met de vervuiling van microplastics die in kleding gebruikt worden. In lycra stof bijvoorbeeld. Bij iedere wasbeurt laten plasticdeeltjes los, dat eten de vissen op en die vissen eten wij weer. Een enorme aanslag op het milieu. In mei ga ik op verzoek van de PSF een nieuw werk maken waarvan de opbrengt ook naar deze organisatie gaat. Het wordt een plastic wegwerpbekertje uit een automaat met een lippenstiftafdruk erop.”
De kunstenaar heeft al een nieuw idee voor een volgende serie onder de titel Ingeblikt. Ook hierbij speelt voedsel een rol. “Ik ga ingeblikte producten schilderen. Denk aan die prachtige Portugese blikjes met sardientjes of de Spaanse blikken met pepertjes of citroentjes erin. Vroeger had je echt mooie visblikjes, je draaide ze open met een sleuteltje. Ik vraag me altijd af wat er precies in een blikje zit, je kan het niet zien aan de buitenkant.”

Bewust leven

Manon leeft bewust, ze viert al haar verjaardagen als een ijkpunt om het jaar af te sluiten en het nieuwe te verwelkomen. Ze denkt nu al na over hoe ze straks terugkijkt op haar leven. Ze wil echt ‘iets’ neergezet hebben. “Laten we hopen dat men later positief aan mij terugdenkt. Ik zie mijn vader en moeder ouder worden en constateer hoe ze hun leven hebben aangepakt. Bepaalde aspecten daarvan spreken me aan en andere juist niet. Sinds mijn twintigste werk ik bij KLM en heb niet gestudeerd. Dat heb ik echt gemist. Ik zou het vervelend vinden als mensen later van mij denken dat ik niet ontwikkeld was. Ik wil graag iets achter laten waarvan mijn familie en vrienden zeggen, dat is mooi.”

Tekst: Meta van der Meijden
Fotografie: Christhilde Klein

Het interview is ook gepubliceerd in HRLM nummer 85

manon baptist

‘Ik maak graag mooie voorwerpen met een functie’

Van afgedankt hout, plastic en glas vervaardigt hij nieuwe producten. Dutch Design van afvalmaterialen. Boudewijn van den Bosch is ontwerper en meubelmaker.Wat ik creëer moet naast aantrekkelijk zijn ook een doel hebben.” Samen met zijn partner Niki Schoondergang runt hij al tien jaar Studio Hamerhaai in de Waarderpolder.

In de werkruimte is het een lawaai van jewelste. Zaagmachines en afzuigers draaien op volle toeren. Personeelsleden werken met oorbeschermers op tegelijkertijd aan een inbouwkast, een dressoir en een tafelblad. In de spuitcabine verft Niki planken zachtgeel. Boudewijn (47) komt aanlopen in een kaki driekwartbroek en grove schoenen. Hij doet zijn werkbril af en wast zijn handen vies van metaal bewerken. De productieruimte staat vol met machines: freestafels, een grote zaagtafel, een Vandiktebank zaagtafel en een heftruckje. Overal ligt zaagsel. “Laten we naar boven gaan, hier is teveel herrie”, oppert de meubelmaker.

Op de eerste verdieping bevinden zich keuken en kantoor in dezelfde ruimte. Boudewijn neemt plaats aan de zelfgemaakte houten tafel en stoelen met daarboven een lamp van gekleurd plastic, ook een eigen creatie. In de kast staan houten robots in verschillende maten. Sommigen zijn beschilderd, anderen hebben een kijkdoosje met licht in hun buik. Bovenop staat een krokodil van hout met een videotape in zijn bek.

Boudewijn van den Bosch

Voldoening uit het maakproces

Alle producten van Studio Hamerhaai worden zoveel mogelijk ‘in huis’ gemaakt in de werkplaats in Haarlem. Naast oprichters, ontwerpers en makers Boudewijn en Niki, werken er nog vier mensen in de studio. Boudewijn was in het verleden jarenlang werkzaam in Hilversum als freelance geluidstechnicus en regisseur van documentaires. Meubels ontwerpen deed hij toen ook al. “Vanaf het moment dat ik op mezelf ging wonen maak ik meubels. De stoelen en kasten die ik in mijn hoofd had kon ik in winkels niet vinden. De makkelijkste weg was om ze zelf te creëren. In het begin waren de meubels technisch wat belabberd, maar uit het maakproces haalde ik veel voldoening.”

Hij produceerde meubels voor vrienden en daarna voor de vrienden van vrienden. “Ik had er plezier in.” Uiteindelijk gingen zijn televisiewerk en hobby elkaar in de weg zitten. Ook kregen Boudewijn en Niki een kindje. “De lange dagen bij televisie verloren hun glans. Ik wilde om vijf uur de deur dicht kunnen trekken om met mijn gezin aan tafel te zitten. Vijftien jaar geleden heb ik de knoop doorgehakt. We woonden antikraak in Utrecht en hadden genoeg ruimte. Ik heb machines gekocht en ben begonnen, dat ging heel organisch. Een aantal productiehuizen waar ik eerder als programmamaker aan verbonden was, bestelden nu bij mij decorstukken of meubels. Mijn ambitie lag weliswaar niet bij het produceren van decors, maar het was een goede manier om te starten en ervaring op te doen. Meubels maken als hobby is een hele andere discipline dan meubels fabriceren om je brood mee te verdienen.”

Boudewijn van den Bosch

Weggooien of upcyclen

Een houten wand scheidt de keuken van de rest van de etage. In de andere ruimte staat een partij leeggehaalde beeldbuistelevisies op elkaar gestapeld. “Daar wil ik nog iets in maken, een knipoog naar mijn verleden.” Tegen de muur staat een voorraad hout met daarop de teksten: Fragile, This side up, Handle with care en Open at this site. Daarnaast ligt een rol gekleurd kunststof waar plastic armbandjes en muntjes mee geproduceerd werden voor festivals. Achterin wordt gewerkt aan een inbouwkast van hergebruikt materiaal, de lades zijn van oud eikenhout. “In Haarlem wordt veel verbouwd, nieuwe bewoners slopen de massief eikenhouten vloeren uit hun woningen. Ongelofelijk, maar wij zijn er happy mee. Je schraapt er een laagje af en je hebt weer fantastisch hout.”

Het maken van meubels combineerde Boudewijn altijd al met aparte projecten. Hij fabriceerde nieuwe producten van voorwerpen die anderen weggooiden. Zo creëerde hij van gekleurd afvalplastic grote lichtobjecten die in de lobby van een hotel kwamen te hangen. “Dat vond ik te gek om te doen. Een bestaand product ombouwen tot iets anders zodat het een nieuwe bestemming krijgt. Upcyclen met een lelijk woord. Van een stapel houten planken of oude potten waar niemand wat in ziet weer iets moois maken. Dat doen we nog steeds, maar dan uitgebreider. Het maakproces vind ik fascinerend. In de periode dat ik hiermee begon zo’n 17 jaar geleden, bestond er een enorme afvalstroom aan goede materialen die werden weggegooid. Ontzettend zonde. Het is heel bijzonder om een nieuw product te vervaardigen zonder daar iets voor te hoeven aanschaffen. Niet om het geld, maar om de gedachte. Als ik een houten stoel wil maken, gebruik ik liever afgedankt hout dan dat er voor mij een boom omgezaagd wordt.”

Boudewijn van den Bosch

De afvalstroom bestond in het begin alleen uit hout, nu is er ook veel afgedankt plastic. Op het moment is de ontwerper bezig om objecten te produceren van oude glazen isolatoren uit elektriciteitsmasten, een soort kommen. Er worden duizenden weggedaan. “Ik zal ze niet allemaal gebruiken, maar we gaan er in ieder geval lampen mee ontwerpen. Veel materialen die als afval worden beschouwd zijn nog prima bruikbaar. In principe valt er met alles wat men weggooit iets nieuws te maken. Houten platen kun je opnieuw zagen en plastic dopjes kun je onder een pers leggen om de materie wederom te gebruiken.”

Een verhaal meedragen

Boudewijn en Niki produceren duurzaam maatwerk voor bedrijven en voor particulieren. Ze fabriceren tafels, stoelen en wandkasten van hergebruikte materialen, eventueel aangevuld met nieuwe duurzame materie. Tevens vervaardigen ze kleine voorwerpen als lampen, vazen en houten robotjes ter decoratie. “Alles met als basis materiaal dat anders weggegooid zou worden. In veel producten verwerken we een lampje. Ik vind het fijn om iets te maken dat er mooi uitziet èn een functie heeft. Ook vertel ik graag een verhaal met onze objecten. Dat deed ik al als documentairemaker en nu door de geschiedenis van het materiaal dat we gebruiken. Bijvoorbeeld met de stoelen die we produceerden van oude zittingen van de stoelen uit de Amsterdam Arena die vervangen werden. Ze hebben daar jarenlang gestaan als getuige van voetbalwedstrijden en grote concerten. De zittingen aan de zonkant zijn vermalen, de kunststof was teveel aangetast. De stoelen aan de schaduwkant zagen er nog mooi uit. Wij hebben de zittingen in een stalen frame gezet en er een bruikbare stoel van gemaakt die ook nog lekker zit. Een nieuw object dat een mooi verhaal met zich mee draagt.”

Boudewijn van den Bosch

Tegenwoordig weten bedrijven en particulieren Studio Hamerhaai prima te vinden. Boudewijn wordt geregeld benaderd of hij interesse heeft in een afvalpartij. In het begin was dat wel anders. Hij en Niki belde heel Nederland af. Zo ook het Rijksmuseum in Amsterdam met de vraag of ze afvalmateriaal hadden. “Het museum was dicht, ze waren aan het verbouwen. Ik ging ervanuit dat de kunst in de tussentijd ergens opgeslagen zou zijn in houten kisten. We waren stoelen aan het fabriceren waar ik meer hout voor nodig had, hout met een verhaal. Ik vroeg wat ze na de verbouwing met de kisten gingen doen. Ze waren enthousiast over mijn idee het hout te hergebruiken. Ook zij vonden het zonde als het materiaal de shredder inging. We werken inmiddels veel samen met het Rijksmuseum en een aantal andere musea die houten kisten afdanken. Op het moment dat ik die kisten uit elkaar haal is het hout weer uitstekend plaatmateriaal.”

Rijkswachters met cijfercode

Boudewijn loopt naar een partij hout dat tegen een wand staat opgeslagen en laat zijn hand eroverheen glijden. “Ik vind het nog steeds bijzonder om te werken met het hout van de kisten waar de wereldberoemde kunst van het Rijksmuseum in heeft gezeten. Zo dichtbij als dat hout zullen wij nooit bij zo’n schilderij of object komen. Die kisten hebben het aangeraakt en een beschermende functie gehad. Naast nieuwe meubels vervaardigen we ook Rijkswachters van het hout, robots van klein tot groot.” Hij wijst op een cijfercode op het lijf van de robot. “De kisten waren allemaal genummerd. Als je zo’n code bij ons op de website invoert, zie je welk kunstwerk jouw Rijkswacht beschermd heeft. Bij de aanschaf van een Rijkswacht koop je dus een extra verassing. De ene keer is het een oude kandelaar of drie dagboeken en de andere keer een Rembrandt. Het hout is allemaal door mijn handen gegaan. Spannend idee. Ik heb kisten voorbij zien komen waar kunstwerken van oude en nieuwe meesters inzaten of meubels van oude en hedendaagse makers. Geweldig mooie dingen. Bijvoorbeeld een stoel van Rietveld die gemaakt was van transportkisten en van deze transportkist heb ik weer een stoel geproduceerd. Ik zoek niet ieder kistnummer. Dat zou te veel tijd kosten, maar soms laat ik me verleiden en blijkt het om de meest te gekke werken te gaan.”

Boudewijn van den Bosch

“Die beschermende functie van het hout vond ik een leuk gegeven, na jarenlange dienst is het materiaal nu met pensioen. Ik wilde een leger van robots maken die als geschiedenis hebben dat ze de beschermers waren van Nederlandse kunst. Het is het archetype van een robot, een waanzinnige vorm. Het is mijn vertaling van hoe een leger eruit zou moeten zien. Geen naar leger, iedereen moet zich er prettig bij voelen. Ik heb nooit kunnen dromen dat het uiteindelijk zoveel robotjes zouden worden. We hebben er de afgelopen tien jaar wel 20.000 gemaakt. Ik wist dat het een goed verhaal was, maar dat zoveel mensen dat ook vinden had ik nooit verwacht. De Rijkswachters worden in winkels en via onze site verkocht. Als ik een bestelling krijg vind ik dat nog steeds te gek. Ze zijn mijn kindjes.”

Tekst: Meta van der Meijden / Fotografie: Christhilde Klein

Het interview is ook gepubliceerd in HRLM nummer 84

Boudewijn van den Bosch

‘Mijn handen weten vaak meer dan mijn hoofd’

Het zijn abstracte schilderijen op papier, hout en doek in aardse tinten met soms een pastelkleur. Caroline Doornenbal maakt kunst vanuit haar gevoel, ze schildert haar binnenwereld. “Ik vind het fijn als het onbewuste spreekt en laat mijn handen het werk doen.”

Ze heeft haar atelier in het voormalige KPN-gebouw ‘Onder de toren’ in de Waarderpolder. Caroline (64) ontvangt haar bezoek met een brede glimlach. Ze is lang, slank en heeft kort grijs haar. Over haar kleding draagt ze een schort met verfspetters, in haar oorlellen twee pareltjes. Aan de muur naast haar atelierdeur trekt een stuk karton met daarop een jonge blote man meteen de aandacht. “Dit is geschilderd door mijn overgrootvader. Het is een voorstudie, het perspectief is nu niet goed het moet hoog hangen. Hij schilderde meerdere van dit soort naakte jongemannen tussen de hoge bogen in de Koningszaal bij Station Amsterdam Centraal. Helaas is die ruimte niet voor publiek toegankelijk, ik had er graag een kijkje genomen. Mijn opa schilderde ook, zijn schildersezel staat bij mij in het atelier. Ik heb het creatieve dus niet van een vreemde.”

De kunstenaar volgde de lerarenopleiding aan d’Witte Lelie in Amsterdam, tweedegraads docent textiele werkvormen en handvaardigheid. Ze heeft maar kort voor de klas gestaan, het paste niet bij haar. “Ik kan niet direct optreden, daar moet je heel wakker voor zijn. Ik ben te dromerig.” Daarna werkte ze als creatief therapeut. Nog weer later ging ze naar de Kunstacademie in Haarlem, richting schilderen. In 2005 studeerde ze af en werkt sindsdien als kunstenaar.

Caroline Doornenbal

Het onbewuste laten spreken

Caroline maakt voornamelijk abstracte schilderijen op papier, hout en doek in aardse tinten met soms een pastelkleur. Ze toeft graag in haar atelier om in alle rust te schilderen. Ze vindt de wereld soms wat ‘te veel’. “Al die woorden, ik denk meer in beelden. Dan kan het stil worden in mijn hoofd.” De kunstenaar maakt kunst vanuit haar gevoel, ze schildert haar binnenwereld. “Mijn werken zijn voorzichtig aftastend en zoekend. Ik hou van het gebied tussen het weten en het niet weten waar je heen gaat tijdens het schilderen. Het leuke is dat ik zo op terreinen kom waar ik me opnieuw toe moet verhouden. Mijn handen weten soms meer dan mijn hoofd. Ik ben altijd aan het zoeken en dat geeft onrust, maar het is ook mijn kracht. Ik kijk steeds verder, het is een fijn spel. Mijn vader was psychiater en zei altijd: ‘Het onderbewuste zegt meer dan het bewuste’. Ik vind het fijn als het onbewuste spreekt, als mijn handen het werk doen. Niet teveel denken dat kan een obstakel zijn, heel vervelend. Soms gaat het beeld voor het woord uit en ontdek ik later pas waar ik mee bezig ben. Als het werk klaar is, heb ik even rust.”

Ze gebruikt in haar werk meerdere materialen door elkaar. Caroline staat op en loopt naar een werk aan de wand. “Wat denk je dat dit is op de verf?” Het lijkt wol, maar het is een takje salie. Op het schilderij ernaast heeft ze met haar nagel strepen getrokken in een laag bijenwas op de verf. “Zo krijg je mooie lijnen, heerlijk om te doen.” Op weer een ander doek heeft de kunstenaar een stukje hout met papier en verf ingepakt. “Ik werk heel associatief. Soms kan je iets beter uitdrukken in hout, papier, wol of textiel. Het is verrassend om ze te combineren. Ik wil de materialen voelen en werk graag met mijn handen, papier-maché kneden of met mijn vingers verf uitsmeren op doek.”

Caroline Doornenbal

Constante drang om te creëren

Aan een wandrek in haar atelier hangen kleine delen schildpadhuid, ze heeft er schaapjes van gemaakt. Caroline wijst op een creatie aan de muur bij het raam. De schildpadhuid is de vacht van een schaapje, zijn kopje is geschilderd en in het midden van het lijf zit in rode verf een spijker waar het werkje aan bevestigd is. “Mooi detail hè!” Daaronder hangt een figuur van papier-maché met beentjes van brons staand op een steen. “Ik heb een constante drang om te creëren. Als ik niets maak, word ik heel onrustig. Wat ik voel en beleef komt er via mijn handen uit, het is een gesprek. Ik kijk naar mijn werk, neem een paar stappen afstand, is het te heftig of juist te zwak? Als het klopt met mijn gevoel, kan ik daar heel blij van worden. Sommige werken zou ik nu anders maken. Ik schilder regelmatig oude schilderijen over met mijn technieken van nu. Ik heb er ook weleens spijt van, dan zie ik een foto van een ouder werk en denk: ‘zonde dat was best mooi’. Het heeft ook te maken met hoe serieus je jezelf neemt, dat doe ik te weinig. Ik vraag me soms af wie er op mijn werk zit te wachten, eigenlijk wat onzeker. Het komt ook voor dat het overschilderen nieuwe effecten geeft. De eerdere lagen werken door, je bent ze niet echt kwijt. Misschien kom ik er juist wel verder door. Mijn werk is een soort metafoor van hoe ik in het leven sta.”

Caroline Doornenbal

Boven haar werktafel vol met kwasten, krijt en potjes verf hangt een schilderij met daarop dode musjes. “Mijn moeder was dol op deze vogeltjes. We wisten dat ze zou gaan overlijden, ze kreeg euthanasie. De aanloop naar haar overlijden was daardoor lang en bewust. In die tijd heb ik veel musjes geschilderd. Een fase waarin ik bezig was met vergankelijkheid, leven en dood. Het schilderij is een typisch voorbeeld van wat ik ervoer geuit in beeld. Ik voel me fijn in die melancholieke sfeer. Ik heb een vrolijke uitstraling, maar van binnen zit een melancholische kant.” Ze raakt ontroerd. “Het is de kwetsbaarheid in me, denk ik.”

Positie aan tafel

Caroline trekt een lade open van een tekenladenkast, vol met intrigerende spulletjes. Het waren lang haar inspiratiebronnen. Onder meer drie eendenkopjes, karton in honingraatvorm en een vogeltje in een oud naaidoosje. “Kijk dat nekje in die gebogen vorm, zo mooi!” Ook ligt er een oude linodruk van haaientanden. Ze pakt de haaienkaak van bovenop de kast en toont de rijen tanden. “Dit is toch prachtig! Een haai zal nooit zonder tanden zitten.”

De kunstenaar neemt weer plaats en vervolgt: “Mijn werk gaat ook over het kind Caroline. Het oergevoel over mijn positie thuis aan tafel. Ik kom uit een talig gezin en was de jongste van vier kinderen. Aan de lange tafel zat mijn vader aan het hoofd, mijn zussen daarnaast en mijn broer tegenover mijn moeder. Ik zat als kleinste naast haar. Het centrum lag aan de andere kant van de tafel, daar was veel discussie. Ik vond dat moeilijk, ik had meer met beeld dan taal en zat tijdens het eten te tekenen. Ik wilde ook daar zijn waar de aandacht was. Dit heb ik vaak verbeeld, van hier naar daar. Het had natuurlijk te maken met gezien willen worden. Toen mijn zus op kamers ging mocht ik op haar plek zitten, maar elk weekend als ze thuis kwam moest ik weer op de stoel naast mijn moeder. Vreselijk vond ik dat”, zegt ze lachend. “Mijn werk gaat over het verlangen om gezien te worden én om erbij te horen. De wens om verbonden te zijn opgenomen in een groep, het is de rode lijn in mijn werk.”

Caroline Doornenbal

Krachtvelden

Caroline wijst op een abstract schilderij met meerdere verflagen over elkaar aan de wand. “Dit zijn die krachtvelden aan tafel. Waar zit je? Welke ruimte neem je in en hoe reageer je op elkaar? In het midden is het doek leeg. “Dat is het spanningsveld waar alles gebeurt.” Bovenin een dominant zwart vlak. Links een kleiner donker deel en rechts een licht gebied. “Dat ben ik. Het is een dubbel gevoel. Ik had dat verlangen deel te nemen, maar aan de andere kant wilde ik eigenlijk niet te veel in de belangstelling staan. Inmiddels vind ik het ook wel prettig om meer beschouwend te zijn van karakter.”

Ze staat weer op en loopt naar een serie nieuwe kleine schilderijen op papier die zijn speelser en met meer kleur. “Je kunt duidelijk zien dat ik nu losser werk maak. Het is minder besloten, je kunt als kijker bijna aanschuiven aan ‘tafel’.” Het middenveld is ruimtelijk en er zit meer contrast in de werken. Strepen tegenover ronde vormen, donkere tinten naast een opvallende kleur. “Mijn vrijere aanpak vind ik een positieve ontwikkeling, dit had ik eerder niet gekund of gedurfd. Het oergevoel van vroeger neem ik wel nog steeds mee, het is een puur gevoel van waaruit ik kan werken. Ik ben op heel veel fronten gegroeid in mijn leven, maar ik blijf ook worstelen. Het gevecht benader ik nu luchtiger én mijn leven is verder ook gewoon heel leuk”, zegt ze blij.

Tekst: Meta van der Meijden                                                                              Fotografie: Christhilde Klein

Het interview is ook gepubliceerd in HRLM nummer 83

Caroline Doornenbal

‘Ik noem mezelf dagvogelaar’

Al bijna drie jaar tekent Rogier Cornelisse iedere dag een vogeltje met daaronder een toepasselijke tekst. Zijn vogels hebben menselijke trekken en emoties. “Mijn tekeningen gaan over de zin van het bestaan, maar dan op een luchtige manier.”

Rogier (47) studeerde Nederlands in Groningen en Amsterdam en maakte carrière als copywriter. Drie dagen in de week werkt hij bij een reclamebureau en één dag geeft hij les in creative writing aan de Willem de Kooning Academie. De rest van de week is hij te vinden in zijn atelier. “Soms sta ik extra vroeg op en ga ik voordat ik naar mijn werk ga nog even tekenen, heerlijk.”

Zijn atelier bevindt zich op het oude GGZ-terrein Park Vogelenzang in Bennebroek. Er staan meerdere gebouwen, in een daarvan worden Oekraïners opgevangen, in een ander pand wonen nog psychiatrische patiënten. Vanaf een dakterras wijst Rogier de verschillende gebouwen aan. Op het terrein loopt een man, hij groet luid en zwaait naar boven. “Deze patiënt wandelt hier de hele dag en doet vogelgeluiden na.” Rogier luistert even naar het fluiten van de man. “Fantastisch.” Een projectleider heeft de panden opgekocht en wil er appartementen in maken. “Ons pand is een monument, zolang er gedoe is met de gemeente over het plaatsen van ramen en dakkapellen kunnen wij hier blijven.”

Rogier Cornelisse

De kunstenaar heeft drie grote atelierruimtes ter beschikking. In een daarvan staat in het midden zijn tekentafel, daarnaast een karretje met potloden, potjes inkt, krijt en kwasten. Er ligt papier klaar op het tekenblad. Aan de wand hangen knipsels die hem intrigeren of inspireren. Rogier serveert verse muntthee met cashewnoten, druiven en chocolade.

Het ‘dagvogeltje’ geboren

“Het is niet zo dat ik altijd al met vogels bezig was, ik heb niet eens zoveel met ze. Enkele jaren terug zat ik bij een saaie cursus en begon uit verveling te tekenen.” Hij pakt een papiertje en tekent een soort golfjes. “Ik ontdekte dat die twee lijnen tegen elkaar met een oog erbij opeens een vogel werden. Dat ben ik wel honderd keer gaan uitproberen: pootjes erbij, een snaveltje, staart, met of zonder kuifje. Later kwamen er emoties bij. Dit vogeltje is boos of verdrietig, deze wil iets zeggen. Eronder schreef ik korte zinnetjes. Het dagvogeltje was geboren.”

Rogier is al langer gefascineerd door mensen die zichzelf een dagelijkse routine aanmeten. “Een gedicht schrijven of iedere dag een foto maken van hetzelfde beeld, mooi vind ik dat.” Hij besloot dagelijks een vogel te tekenen met een tekst erbij. “Op 1 januari 2020 begon ik. In het begin hadden ze allemaal die eenvoudige golfjesvorm als lijf, dat heb ik later losgelaten en werk nu veel vrijer.” Hij tekent een vliegende vogel zoals kinderen dat doen, twee boogjes naast elkaar, als een uitgerekte letter m. “Je ziet maar één vogeltje in de lucht. Het is grappig als die vogel dan zegt: Waar is iedereen?” Hij lacht.

De copy writer geeft sinds vijf jaar les op de afdeling advertising van de kunstacademie in Rotterdam. De meeste docenten daar hebben zelf ook een kunstacademie afgerond. “Ik niet. Het eerste jaar was ik bang door de mand te vallen dat ik geen kunstenaar ben. Ik gaf daar weliswaar schrijfles, maar hield het gevoel dat ik ook iets kunstzinnigs moest doen. Ook daarom ben ik met de dagvogeltjes begonnen.”

Rogier Cornelisse

Hele dag lummelen

Op de vensterbank tegen het raam staan tekeningen. Op een daarvan vliegt een zwerm spreeuwen in een sierlijke beweging één kant op. “Ze bewegen bijna tegelijk, superknap. Hoe kan het dat ze allemaal steeds dezelfde richting op gaan?” Onder de tekening staat: ‘Jongens, Carla is haar telefoon vergeten. “Humor vind ik dat.”

Samen met vriend en kunstenaar David de Winter heeft Rogier een tijd terug een jaar lang een column in het Parool gehad. Wekelijks beschreef hij het uitzicht vanaf een terras waar ze zaten. David maakte er tekeningen bij, dat leidde uiteindelijk tot het boek: Toen we daar zo zaten. “Ik vond de dwang lekker, dat er iedere week iets af moest zijn. Als er geen opdracht of deadline is kan ik de hele dag lummelen. Het fijne aan de dagvogels is dat ik er van mezelf dagelijks eentje moet maken. Ik heb er nu duizend. Het is een tof project geworden. Het begon met een krabbeltje en nu zijn het echte vogels.”

Tekenen doet hij zijn hele jeugd al. De kunstenaar vindt het jammer dat hij op jonge leeftijd niet gestimuleerd is om naar de kunstacademie te gaan. “Op mijn middelbare school kon je pas tekenen als je iets heel precies kon natekenen en dat lukte me niet. Dat werkte heel demotiverend. Ik was creatief, schreef voor de schoolkrant, zat in de schoolband, maar blijkbaar telde dat niet. Ik stortte me op het schrijven en werd copywriter.” Drie jaar geleden was het commerciële werk bij het reclamebureau niet meer bevredigend genoeg. “Ik wilde iets voor mezelf doen en niet alleen maar werken in dienst van de klant. In de column met David kon ik weliswaar mijn ei kwijt, maar hij was de tekenaar en dat wilde ik ook. Mijn dagvogels, een combinatie van beeld en tekst, zijn de ideale oplossing.”

Rogier Cornelisse

Vogeltjes samen in een boek

In de tweede atelierruimte van Rogier liggen tekenmappen gestapeld op de grond. In elke map zitten dertig tekeningen. Hij is een boek van zijn vogels aan het maken. “Ik ben nu alles aan het uitzoeken. Van de duizend vogels komen er tweehonderd in het boek. Het is enorm leuk om te doen, maar ook heel veel werk. Ik vind het interessant om de ontwikkeling van het vogeltje te zien. Soms verbaast het me wat ik allemaal gemaakt heb.” Hij pakt een map en haalt het elastiek eraf. “Dit is de allereerste tekening. Je kunt hier heel duidelijk de twee golfjes zien die het vogeltje vormen. Op een lullig papiertje nog met potlood en houtskool en daaronder een zinnetje in kleine letters.”

De vogels zijn inmiddels behoorlijk geëvolueerd. In het begin tekende Rogier altijd het hele lijfje, nu durft hij meer te variëren. Steeds vaker is alleen de kop van de vogel afgebeeld. Hij toont een tekening van vier grote vogelkoppen recht van voren met lange snavels en brillen op. Het moeten de Beatles voorstellen. “De tekeningen van het afgelopen jaar vind ik de beste. Van een aantal zie ik wel dat ze mislukt zijn. Ik had mijn dag niet of geen zin, wat best vaak voorkomt. De discipline om toch te tekenen is inmiddels voldoende aanwezig. Uiteindelijk is er altijd wel iets te verzinnen, de ene dag gaat dat soepeler dan de andere.”

Filosofisch of plat

Rogier begint meestal met potlood te tekenen, daarna met pastelkrijt wat het effect heeft van waterverf. Eventueel brengt hij nog met kleurpotlood, aquarelverf of inkt accenten aan. Hij tekent meestal op wit A4 papier. “Ik kan de vogel uitknippen en op zwart papier plakken, dan is het nacht. Humor en zelfspot zijn belangrijk voor mij. Ik hou niet van mensen die zo serieus zijn over hun werk. Mijn vogels zijn bijna menselijk waardoor ik ze goed iets kan laten zeggen over ons. Ik kijk naar het vogeltje en vraag me af wat hij denkt, voelt of wil uiten. Is dat een filosofisch zinnetje of juist iets heel plats. De tekst onder de vogels heeft voor mij een toegevoegde waarde. Ik zet mijn dagvogels altijd op Instagram. Als ik precies de goede zin bij het beeld heb gevonden, krijg ik gelijk leuke reacties.”

Op een tafeltje in een van de ruimtes liggen meerdere vogelboeken. Eentje is opengeslagen op de close up van een vogelkop. “Hier zie je goed dat ze bijna menselijke karaktertrekken hebben in hun koppen. Moet je al die veren en kleuren zien.” Rogier bladert door het boek. “Vogels hebben zulke bijzondere vormen. Mijn vogels zijn niet realistisch, ik maak soms zulke vreemde dat ik denk dat die nooit kunnen bestaan. En toch als ik in dit boek kijk, zie ik echt hele rare vogels.”

Rogier Cornelisse

Serie vogelveren

Rogier is ook bezig met een serie vogelveren. Hij werkt graag conceptueel en ontdekte dat de gemiddelde vogel 10.000 veren heeft en dat er zo’n 10.000 vogelsoorten zijn. “Stel ik maak 10.000 veren, dat staat dan voor 1 vogel of juist voor alle vogels. Zover ben ik nog lang niet, maar het is een leuk volgend project.” Het idee voor de veer ontstond spontaan. Hij laat zien hoe. Met een natte kwast maakt de kunstenaar een veervorm op papier, voegt een druppeltje ecoline toe en houdt het papier schuin zodat de inkt naar beneden loopt. Vervolgens trekt hij met kleurpotlood een streep naar beneden. “En kijk, je hebt een veer. Het is iedere keer een verrassing hoe het eruit gaat zien. Toevallig is het weer iets van een vogel of is dat geen toeval? Rogier de vogelman, tegen wil en dank”, zegt hij lachend. “Ik noem mezelf ‘dagvogelaar’. Net even anders dan vogelaar.”

Zijn werk gaat niet over politiek of de actualiteit, dat past niet bij hem. Rogier houdt meer van filosofie en poëzie. Zijn tekeningen gaan over het mens zijn en over hoe ingewikkeld dat soms is. “Het is een onderzoek, soms autobiografisch. Ik had een paar keer een eenzame vogel gepost op Instagram. Mijn moeder belde gelijk om te vragen of het wel goed ging met me. Ik vind het leuk als mijn vogeltjes mensen in verwarring brengen. De tekeningen gaan over de zin van het bestaan, maar dan op een luchtige manier. Ik ben ervan overtuigd dat die zin er niet is. Niet als bedoeling, dat maken wij er van. We zijn te slim geworden om alleen maar in het bos dieren te doden en druiven te plukken. De enige zin van het bestaan is het bestaan zelf. Een mensenleven betekent niets in verhouding tot de ouderdom van de aarde. Daar gaat mijn werk over met een dosis humor. Eigenlijk verdienen de dagvogels een podium, een vaste rubriek in een krant, dat zou te gek zijn.”

Tekst: Meta van der Meijden/Fotografie: Christhilde Klein

Rogier Cornelisse

Dit interview is mede gepubliceerd in de HRLM nr. 82