Kunstlijn op atelierbezoek bij Caroline Doornenbal
‘Mijn handen weten vaak meer dan mijn hoofd’
Het zijn abstracte schilderijen op papier, hout en doek in aardse tinten met soms een pastelkleur. Caroline Doornenbal maakt kunst vanuit haar gevoel, ze schildert haar binnenwereld. “Ik vind het fijn als het onbewuste spreekt en laat mijn handen het werk doen.”
Ze heeft haar atelier in het voormalige KPN-gebouw ‘Onder de toren’ in de Waarderpolder. Caroline (64) ontvangt haar bezoek met een brede glimlach. Ze is lang, slank en heeft kort grijs haar. Over haar kleding draagt ze een schort met verfspetters, in haar oorlellen twee pareltjes. Aan de muur naast haar atelierdeur trekt een stuk karton met daarop een jonge blote man meteen de aandacht. “Dit is geschilderd door mijn overgrootvader. Het is een voorstudie, het perspectief is nu niet goed het moet hoog hangen. Hij schilderde meerdere van dit soort naakte jongemannen tussen de hoge bogen in de Koningszaal bij Station Amsterdam Centraal. Helaas is die ruimte niet voor publiek toegankelijk, ik had er graag een kijkje genomen. Mijn opa schilderde ook, zijn schildersezel staat bij mij in het atelier. Ik heb het creatieve dus niet van een vreemde.”
De kunstenaar volgde de lerarenopleiding aan d’Witte Lelie in Amsterdam, tweedegraads docent textiele werkvormen en handvaardigheid. Ze heeft maar kort voor de klas gestaan, het paste niet bij haar. “Ik kan niet direct optreden, daar moet je heel wakker voor zijn. Ik ben te dromerig.” Daarna werkte ze als creatief therapeut. Nog weer later ging ze naar de Kunstacademie in Haarlem, richting schilderen. In 2005 studeerde ze af en werkt sindsdien als kunstenaar.
Het onbewuste laten spreken
Caroline maakt voornamelijk abstracte schilderijen op papier, hout en doek in aardse tinten met soms een pastelkleur. Ze toeft graag in haar atelier om in alle rust te schilderen. Ze vindt de wereld soms wat ‘te veel’. “Al die woorden, ik denk meer in beelden. Dan kan het stil worden in mijn hoofd.” De kunstenaar maakt kunst vanuit haar gevoel, ze schildert haar binnenwereld. “Mijn werken zijn voorzichtig aftastend en zoekend. Ik hou van het gebied tussen het weten en het niet weten waar je heen gaat tijdens het schilderen. Het leuke is dat ik zo op terreinen kom waar ik me opnieuw toe moet verhouden. Mijn handen weten soms meer dan mijn hoofd. Ik ben altijd aan het zoeken en dat geeft onrust, maar het is ook mijn kracht. Ik kijk steeds verder, het is een fijn spel. Mijn vader was psychiater en zei altijd: ‘Het onderbewuste zegt meer dan het bewuste’. Ik vind het fijn als het onbewuste spreekt, als mijn handen het werk doen. Niet teveel denken dat kan een obstakel zijn, heel vervelend. Soms gaat het beeld voor het woord uit en ontdek ik later pas waar ik mee bezig ben. Als het werk klaar is, heb ik even rust.”
Ze gebruikt in haar werk meerdere materialen door elkaar. Caroline staat op en loopt naar een werk aan de wand. “Wat denk je dat dit is op de verf?” Het lijkt wol, maar het is een takje salie. Op het schilderij ernaast heeft ze met haar nagel strepen getrokken in een laag bijenwas op de verf. “Zo krijg je mooie lijnen, heerlijk om te doen.” Op weer een ander doek heeft de kunstenaar een stukje hout met papier en verf ingepakt. “Ik werk heel associatief. Soms kan je iets beter uitdrukken in hout, papier, wol of textiel. Het is verrassend om ze te combineren. Ik wil de materialen voelen en werk graag met mijn handen, papier-maché kneden of met mijn vingers verf uitsmeren op doek.”
Constante drang om te creëren
Aan een wandrek in haar atelier hangen kleine delen schildpadhuid, ze heeft er schaapjes van gemaakt. Caroline wijst op een creatie aan de muur bij het raam. De schildpadhuid is de vacht van een schaapje, zijn kopje is geschilderd en in het midden van het lijf zit in rode verf een spijker waar het werkje aan bevestigd is. “Mooi detail hè!” Daaronder hangt een figuur van papier-maché met beentjes van brons staand op een steen. “Ik heb een constante drang om te creëren. Als ik niets maak, word ik heel onrustig. Wat ik voel en beleef komt er via mijn handen uit, het is een gesprek. Ik kijk naar mijn werk, neem een paar stappen afstand, is het te heftig of juist te zwak? Als het klopt met mijn gevoel, kan ik daar heel blij van worden. Sommige werken zou ik nu anders maken. Ik schilder regelmatig oude schilderijen over met mijn technieken van nu. Ik heb er ook weleens spijt van, dan zie ik een foto van een ouder werk en denk: ‘zonde dat was best mooi’. Het heeft ook te maken met hoe serieus je jezelf neemt, dat doe ik te weinig. Ik vraag me soms af wie er op mijn werk zit te wachten, eigenlijk wat onzeker. Het komt ook voor dat het overschilderen nieuwe effecten geeft. De eerdere lagen werken door, je bent ze niet echt kwijt. Misschien kom ik er juist wel verder door. Mijn werk is een soort metafoor van hoe ik in het leven sta.”

Boven haar werktafel vol met kwasten, krijt en potjes verf hangt een schilderij met daarop dode musjes. “Mijn moeder was dol op deze vogeltjes. We wisten dat ze zou gaan overlijden, ze kreeg euthanasie. De aanloop naar haar overlijden was daardoor lang en bewust. In die tijd heb ik veel musjes geschilderd. Een fase waarin ik bezig was met vergankelijkheid, leven en dood. Het schilderij is een typisch voorbeeld van wat ik ervoer geuit in beeld. Ik voel me fijn in die melancholieke sfeer. Ik heb een vrolijke uitstraling, maar van binnen zit een melancholische kant.” Ze raakt ontroerd. “Het is de kwetsbaarheid in me, denk ik.”
Positie aan tafel
Caroline trekt een lade open van een tekenladenkast, vol met intrigerende spulletjes. Het waren lang haar inspiratiebronnen. Onder meer drie eendenkopjes, karton in honingraatvorm en een vogeltje in een oud naaidoosje. “Kijk dat nekje in die gebogen vorm, zo mooi!” Ook ligt er een oude linodruk van haaientanden. Ze pakt de haaienkaak van bovenop de kast en toont de rijen tanden. “Dit is toch prachtig! Een haai zal nooit zonder tanden zitten.”
De kunstenaar neemt weer plaats en vervolgt: “Mijn werk gaat ook over het kind Caroline. Het oergevoel over mijn positie thuis aan tafel. Ik kom uit een talig gezin en was de jongste van vier kinderen. Aan de lange tafel zat mijn vader aan het hoofd, mijn zussen daarnaast en mijn broer tegenover mijn moeder. Ik zat als kleinste naast haar. Het centrum lag aan de andere kant van de tafel, daar was veel discussie. Ik vond dat moeilijk, ik had meer met beeld dan taal en zat tijdens het eten te tekenen. Ik wilde ook daar zijn waar de aandacht was. Dit heb ik vaak verbeeld, van hier naar daar. Het had natuurlijk te maken met gezien willen worden. Toen mijn zus op kamers ging mocht ik op haar plek zitten, maar elk weekend als ze thuis kwam moest ik weer op de stoel naast mijn moeder. Vreselijk vond ik dat”, zegt ze lachend. “Mijn werk gaat over het verlangen om gezien te worden én om erbij te horen. De wens om verbonden te zijn opgenomen in een groep, het is de rode lijn in mijn werk.”
Krachtvelden
Caroline wijst op een abstract schilderij met meerdere verflagen over elkaar aan de wand. “Dit zijn die krachtvelden aan tafel. Waar zit je? Welke ruimte neem je in en hoe reageer je op elkaar? In het midden is het doek leeg. “Dat is het spanningsveld waar alles gebeurt.” Bovenin een dominant zwart vlak. Links een kleiner donker deel en rechts een licht gebied. “Dat ben ik. Het is een dubbel gevoel. Ik had dat verlangen deel te nemen, maar aan de andere kant wilde ik eigenlijk niet te veel in de belangstelling staan. Inmiddels vind ik het ook wel prettig om meer beschouwend te zijn van karakter.”
Ze staat weer op en loopt naar een serie nieuwe kleine schilderijen op papier die zijn speelser en met meer kleur. “Je kunt duidelijk zien dat ik nu losser werk maak. Het is minder besloten, je kunt als kijker bijna aanschuiven aan ‘tafel’.” Het middenveld is ruimtelijk en er zit meer contrast in de werken. Strepen tegenover ronde vormen, donkere tinten naast een opvallende kleur. “Mijn vrijere aanpak vind ik een positieve ontwikkeling, dit had ik eerder niet gekund of gedurfd. Het oergevoel van vroeger neem ik wel nog steeds mee, het is een puur gevoel van waaruit ik kan werken. Ik ben op heel veel fronten gegroeid in mijn leven, maar ik blijf ook worstelen. Het gevecht benader ik nu luchtiger én mijn leven is verder ook gewoon heel leuk”, zegt ze blij.
Tekst: Meta van der Meijden Fotografie: Christhilde Klein
Het interview is ook gepubliceerd in HRLM nummer 83











