Op atelierbezoek bij Tonneke Sengers
‘Ik ga door tot de essentie’
Het zijn geometrische vormen meestal in zwart-wit gesneden uit aluminium. Bij de wandobjecten van Tonneke Sengers speelt schaduw een belangrijke rol. Het vergroot het ruimtelijk effect. “Lege ruimte fascineert mij.”
De kunstenaar heeft haar atelier in De Greiner, een monumentaal schoolgebouw in de Voorhelmstraat. Haar werkplek oogt opgeruimd. Op planken aan de wand liggen donkergrijze platte dozen met kleine werkjes van Tonneke. Aan de muur ernaast hangen linialen in verschillende maten. De tafels zijn leeg op een laptop na. Ze is geheel gekleed in favoriet donkerblauw, haar lange zwarte haar zit bijeen in een knip. Zes kunstwerken hangen tentoongesteld aan een lange wand.
Tonneke studeerde in de jaren tachtig monumentale vormgeving aan de Gerrit Rietveld Academie. De eerste jaren van haar kunstenaarschap maakte ze muurschilderingen, dat bleek niet echt praktisch. “Ik werd steeds vaker gevraagd om te exposeren, maar kon niet overal een muurschildering maken. Ik ging op zoek naar een mobiele variant.” Ze liet dezelfde vormen met een laser uitsnijden in aluminium. Door profielen aan de achterkant kwamen de wandobjecten een stukje van de muur. Sindsdien is schaduw, die ontstaat door de uitgesneden vormen, onderdeel van haar werk. “Het vergroot de ruimtelijkheid.”
Contouren van wolkenkrabbers
De basisgedachte achter het werk van Tonneke is het vormgeven van leegte. “Ik heb altijd al een fascinatie gehad voor leegte en ruimte. Op mijn achttiende ging ik naar New York, daar fotografeerde ik veel flatgebouwen. Ik was niet zo zeer geïnteresseerd in de contouren van de wolkenkrabbers, maar in de vorm in de lucht die ze samen creëerden. Leegte heeft ook vorm.” Tonneke wijst op een groot wandobject in kleur. “Net als bij dit werk Dancing cubes without sixpointed star. De cirkel van zes kubussen vormt in het midden een ster van leegte. Without vind ik een mooi woord, met en uit. De ster is er niet, maar toch zichtbaar. Een soort van met zonder, daar hou ik van. In het Nederlands heb je die samenvoeging niet.”
Haar werken gaan een relatie aan met de muur waar het hangt, meent de kunstenaar. “Zonder muur heb ik niets. Mijn objecten hangen up de wall, op de muur in plaats van aan de muur. Een schilderij hangt passief aan de muur, mijn werk actief. Schaduw verbindt het object met de wand waaraan het hangt. De aluminiumvormen zijn hard, door schaduw worden de objecten zachter. Die tegenstelling spreekt mij aan. Die schaduwvormen veranderen ook gedurende de dag. ‘s Morgens ziet het er heel anders uit dan aan het einde van de middag. Helemaal als de zon schijnt, de schaduwlijnen worden dan hard. Het zijn verrassende elementen waar je geen grip op hebt, maar die wel cadeautjes zijn.”
Optische illusie
Het werk van Tonneke heeft vaak architectonische elementen zoals skylines en gevelvlakken als uitgangspunt. “De basisvormen voor mijn werk komen uit de architectuur, daar ligt mijn interesse. Het hoort natuurlijk ook bij mijn opleiding architectuur en vormgeving. Kunst in relatie tot architectuur. Ik vind mezelf ook meer vormgever dan kunstenaar.” Ze loopt naar een groot wandobject van ruitvormen in zwart-wit. “Je zou hier net zo goed ramen en deuren in kunnen zien, de ruimtes van een huis.”
De kunstenaar werkt met minimale lijnen, rasters en vierkanten, waarmee ze optimale ruimtelijkheid creëert. “Die ruimtelijkheid is vaak een optische illusie. Ik verkocht laatst op internet een werk. Bij aflevering zei de koper: ‘Hé, er zitten gaten in.’ Mensen zijn erg geconditioneerd en kijken vaak niet goed. Ze zien schaduw, maar denken dat het een grijs geschilderd vlak is. Bij mijn wandobjecten is het soms niet wat je denkt dat het is. Je ziet pas hoe het zit als je echt goed kijkt. Sommige toeschouwers raken ervan in verwarring. Bij een schilderij kijk je in het werk, daar gebeurt ‘het’. Bij mijn objecten vindt de ‘actie’ vaak plaats voor het werk, het lijkt dan net of de lijnen naar voren komen.” Tonneke gebruikt geen perspectief, alleen isometrie: evenwijdige lijnen. “De ruitvormen zijn nooit symmetrisch omdat de hoeken niet precies 45 graden zijn. Te meetkundig kloppend wordt snel saai heb ik gemerkt.”
Nerven van een blad
Tonneke werkt bijna altijd met strakke, rechte vormen. Het werk Pink Flower aan de wand in haar atelier is daarop een uitzondering. De bloem heeft ronde vormen en geeft een roze schijnsel op de muur. De kunstenaar ontwierp ook een gele en een oranje variant. “Die strakke lijnen komen ook voort uit luiigheid. Rechte lijnen zijn makkelijker af te plakken voor het schilderen dan ronde vormen. Het is niet zo dat ik niet hard werk, maar als het makkelijk kan ga ik niet moeilijk doen. Daarom laat ik mijn objecten ook laseren en zaag ik de vormen niet zelf uit. Mijn werk zal nooit groter worden dan de kofferbak van mijn auto omdat ik geen zin heb om een busje te huren”, zegt ze lachend.
Ze haalt inspiratie uit haar directe omgeving. De kunstenaar kan bijvoorbeeld getriggerd worden door een afbeelding in een biologieboek. “Er zit altijd een soort radertje in mijn hoofd op zoek naar interessante zaken. Waarnaar precies, dat kan ik niet uitleggen. Het gebeurt onbewust. Ineens valt me iets op waar ik dan verder mee wil.” Ze pakt er ter illustratie een schematisch werk van hout bij, nog in ontwikkeling. “Dit is gebaseerd op de nerven van een blad, die vond ik zo mooi. Ik werk mijn ideeën eerst op de computer uit. Het is altijd een heel gepuzzel voordat ik echt tevreden ben. Soms door zomaar een handeling op mijn laptop ontstaat toevallig precies wat ik wil. Het valt ook regelmatig tegen, dan is het niet waar ik op hoopte. Ik ga net zolang door tot het wel goed is. Ik zoek naar een soort vanzelfsprekendheid. Het moet er uitzien alsof het niet anders zou kunnen. Voor mij heeft het dan pas bestaansrecht. Vaak maak ik het ontwerp eerst in papier, modellen van twintig bij twintig centimeter. Ik doe dat ook natuurlijk omdat het uitsnijden van de objecten in aluminium heel duur is.“
Alle mooidoenerij eruit
De wandobjecten van Tonneke zijn unica. Als ze heel tevreden is met het resultaat maakt ze het ontwerp in verschillende formaten small, medium en large. “Die termen heb ik uit de mode gepikt, dat vind ik leuk.” De meesten zijn in zwart-wit. Dat komt het dichts bij de essentie van wat ze wil laten zien. “Alle mooidoenerij mik ik eruit, uiteindelijk blijft datgene over wat ik wil tonen. Een krulletje hier en daar leidt af, franjes zijn snel te mooi en niet de essentie. Ik laat me soms wel verleiden door kleur, eigenlijk mag dat ook niet als je echt tot de kern wil gaan.” Bij het werk Dancing cubes without sixpointed star maakte ze gebruik van verschillende kleuren. “Ik moet af en toe met kleur werken, daar heb ik dan zo’n zin in. Als ik heel lang met zwart-wit werk, word ik somber en verlang ik naar kleur. Dat kan ik ook met aluminium hebben, een koud materiaal. Ik krijg dan echt behoefte aan warmte. Hout is een mooi alternatief en veel warmer net als kleur.”
De kleuren mengt de kunstenaar zelf, ze brengt ze aan met een kwast. “Ik gebruik vaak kleuren uit mijn jeugd, van speelgoed van vroeger bijvoorbeeld. Het mengen doe ik op gevoel.” Tonneke wijst weer op het wandobject met de zes kubussen. Ieder vlak heeft een andere kleur. “Ik heb gekozen om de lichtinval van de linkerkant te laten komen en daar de kleurtinten op aangepast. Links dus lichtere kleuren op de vlakken van de kubussen. Aan de schaduwkant schilderde ik meer donkere kleuren en in het midden een tint er tussenin. Zo ben ik alle zes de blokken afgegaan, net zolang tot het klopte. Dit klinkt allemaal erg voor de hand liggend, maar dat is het niet. Het is een zoektocht, de vlakken van de kubussen hebben de meest uiteenlopende kleuren gehad die ik later weer overschilderde. Kleuren zijn mooi, maar als ik in kleur de essentie zoek, zou ik uitkomen op de primaire kleuren rood, geel en blauw. Die wil ik niet gebruiken, deze kleuren associeer ik teveel met de Nederlandse kunstbeweging De Stijl.”
Teveel prikkels
De kunstenaar noemt zichzelf super chaotisch en snel overprikkeld. “Mijn objecten zijn netjes en geordend. Veel mensen nemen aan dat ik net zo precies ben. Dat ben ik helemaal niet”, zegt ze lachend. “Ik kan ook last hebben van de chaos in de wereld. Zodra ik mijn atelier binnenstap, laat ik alles buiten. Hier zijn geen prikkels. Ik werk maar met een paar vormen, heel fijn en overzichtelijk. Mijn werkplek is mijn overleving, ik voel er rust. Het is m’n universum.”
Tekst: Meta van der Meijden / Fotografie: Christhilde Klein
Dit interview is ook gepubliceerd in HRLM Stadsglossy nummer 92












