Plastic bordjes als schubben en vleugels van schoenlepels. Ap Esenbrink maakt kunst uit afvalmaterialen. Het zijn voornamelijk vissen, vogels en maskers van plastic en metaal die hij construeert. Hij struint al jaren de kringloopwinkels af en is een bewuste consument. Volgens Ap is er een overvloed aan spullen in de westerse wereld en moeten we anders met de aarde omgaan. “In plaats van weggooien, kunnen we er ook mooie objecten mee maken.”

‘Ik maak kunst uit afval’

 

Ap staat vrolijk groetend bovenaan de trap van zijn bovenwoning in Haarlem-Noord. Hij is koffie aan het zetten. De wanden van de keuken zijn blauw geschilderd, de woonkamer is geel. Het kamertje naast de woonkamer staat vol elpees uit de tijd dat hij nog DJ was. Voor de gaskachel ligt zijn negentien jaar oude poes te slapen. Aan de muur hangt een zelfgemaakt masker van plastic kinderstrandspullen.

Ap Esenbrink

“Van waardeloos geachte materialen maak ik weer mooie dingen. In de kringloopwinkels kun je goed zien wat wij zoal weg doen in deze maatschappij van overvloed. Ik kom daar veel aantrekkelijke spullen tegen. Mijn oog valt vooral op gebruiksvoorwerpen van plastic en metaal. Gekleurd plastic schijnt mooi door als je daar een lichtje achter plaatst en de metalen voorwerpen hebben vaak fraaie vormen.”

Ap

Decorateur

In 1990 studeerde Ap af aan de Kunstacademie AKI in Enschede. Aansluitend werkte hij jarenlang als decorateur bij diverse film- en tv-producties van VPRO Villa Achterwerk. Ook heeft Ap verschillende horeca gelegenheden ingericht en is daarnaast altijd actief geweest als kunstenaar. De beeldend kunstenaar maakt vooral vissen, vogels en maskers. “In eerste instantie wil ik niet per se een vis of vogel maken, maar meestal begint het er toch vanzelf op te lijken”, zegt hij lachend. “Het plastic komt door de vormen en kleuren ook het dichtst bij de vis.”

“Toeval bestaat niet, het hangt in de lucht”

 

Ap laat zich leiden door de materialen en ziet er de huid van een dier in. “Ik weet inmiddels precies wat ik nodig heb voor mijn objecten en welke voorwerpen ik daarbij kan gebruiken. Als ik iets in mijn hoofd heb, dan kom ik het ook tegen. Toeval bestaat niet, het hangt in de lucht. Zo wilde ik een paard maken voor de tentoonstelling ‘Het Spookhuis’ op het slachthuisterrein in Haarlem en toen kwam ik twee ligbanken van touw tegen, precies wat ik zocht voor de zijkanten van het paard.”

Ap

Metalen eierdopjes

Sinds drie jaar heeft Ap zijn atelier in de voorkamer van zijn bovenwoning. Na een aantal verhuizingen van zijn atelier is hij voorlopig klaar met spullen slepen. De werkruimte is niet optimaal. “Ik sloop altijd alles eerst, daarna kan ik pas creëren. Voor ik begin leg ik alle materialen op de vloer, dan blijft er weinig plek over om nog te bewegen. In mijn vorige atelier had ik veel meer spullen, maar ik kon door gebrek aan ruimte hier alleen de mooiste zaken meenemen.”

Tegen de wanden staan planken tot aan het plafond met bakken vol spullen. Rechts het metaal: spiralen eierdopjes, vergieten, schaaltjes, ketels en bestek. Aan de linkerkant het plastic: speelgoed, bordjes, glazen, bekers in alle maten en kleuren en kralenkettingen. In het midden van de ruimte staat een hoge tafel met bankschroef. Daaronder gereedschap en verschillende boormachines. “Bijna alles wat ik maak, wordt verkocht. En dat is maar goed ook want ik ben al snel drie weken bezig met één object.”

Omslagpunt

Ap pakt een houten trap om een meervalachtige vis van een meter uit de bovenste bak te pakken. “Deze heb ik gemaakt van bakvormen en aluminium ketels, heel licht materiaal. Ik zag daar gelijk de huid van een vis in. De bakvormen lijken op schubben en de handvatten van de ketels zijn net rugvinnen.”

In de vensterbank staat een groot metalen insect en op de werkbank een fantasievogel. “Moet je deze eens optillen, zegt Ap. “Echt loodzwaar. De vleugels zijn van lepels, het lijf van glazen schaaltjes en de veertjes op zijn kop zijn gebogen vorken.” Niets is gelast, alles zit los in elkaar. Hij zet het bestek vast in spiralen eierdopjes, die in de vogel verwerkt zitten. “Het duurt lang voordat het iets is. Eerst lijkt het gewoon wat troep bij elkaar en dan opeens is er een omslagpunt en wordt het wat.”

Zadels en kunstgras

Mensen weten hem inmiddels te vinden als ze grote partijen in de aanbieding hebben. Twee jaar geleden kreeg hij 250 fietszadels aangeboden door een fietswinkel. “Ik wist dat er een expositie in Zeeland aankwam bij de Kunstschouw en die willen altijd grote objecten van mij. De zadels zouden zeker goed van pas komen. Ik heb ze naast elkaar op de grond gelegd en ben gaan puzzelen. Al vrij snel zag ik een huid en daar associeerde ik een dier mee. Het is uiteindelijk een panter geworden.”

Ap laat de panter zien op zijn telefoon, een enorm beest van vier meter lang. Dit soort kunstobjecten zijn niet in zijn atelier te bouwen. Hij maakt een begin en gaat verder bij een kennis in de tuin of op de locatie waar het dier komt te staan. Hij toont ook een foto van een imposante aap met een vacht van kunstgras. “Dat was ook een partij die ik aangeboden kreeg, het kunstgras leek me meteen geschikt voor de huid van een aap. Hij is vier meter hoog en al zestien jaar oud. Na jaren in het Westerpark in Amsterdam te hebben gestaan, slijt hij nu zijn oude dag bij het Slachthuis in Haarlem.”

Afrikaanse maskers

Naast dieren heeft Ap ook kroonluchters gemaakt voor een restaurant in Amsterdam, totempalen voor festivals en de laatste jaren ook veel maskers. Ze zijn gebaseerd op maskers uit Afrika. “Ik heb een fascinatie voor die landen, de muziek en het volk. De Afrikaanse maskers vind ik echt gaaf. Hopelijk kan ik mee doen aan een uitwisselingsproject via stichting Stedenband Haarlem- Mutare en daar een tijdje wonen en kunst maken.”

De kunstobjecten van Ap zijn over het algemeen kleurrijk, druk, primitief en vaak ook humoristisch. Toch is zijn werk zeker niet als grap bedoeld. “Humor is belangrijk maar mijn boodschap is serieus. Ik wil mensen bewust maken hoe we met de wereld omgaan. Mijn maskers lijken terug te kijken. Je wordt aangekeken door wat de Westerse wereld allemaal produceert. Ik maak vissen van plastic afval omdat het zo slecht met de zee en de vissen gaat, maar ze zien er wel prachtig uit. Het is de bedoeling dat je er een binding mee krijgt. Ik hoop dat men zich zo beseft hoe mooi en imposant de natuur is.”

Spiegel voorhouden

Hoeveel spullen hebben we en wat voor effect heeft dat op de aarde? Het zijn gedachtes die de kunstenaar bezig houden. Hij denkt dat het niet goed komt met ons, als we zo door gaan. “De aarde redt het wel, de natuur is sterker dan wij en vecht terug. Kijk maar naar de temperatuur op sommige plekken, zelfs tot boven de vijftig graden en ook het waterpeil stijgt wereldwijd. Het wordt voor ons steeds lastiger om te overleven. Ik probeer mensen een spiegel voor te houden en zelf zo bewust mogelijk te consumeren.”

Tekst: Meta van der Meijden/ Fotografie: Debbie Saul Dit artikel is eerder gepubliceerd in de 67e editie van de Haarlemse Stadsglossy.

 

Ze tekent de betovering van het alledaagse leven in haar herkenbare stijl vol kleur en lijnen. Ytje Veenstra, illustrator en beeldend kunstenaar: “Als je meester bent van je eigen niche, val je veel meer op…”

Animator, illustrator, kunstenaar, Ytje is het allemaal. Ze wil niet in een hokje geplaatst worden. ”Ik ben nooit sec met illustreren bezig geweest, maar wel altijd met tekenen. Laat mensen kijken naar mijn werk en me daarop beoordelen, niet op wat ik ben.”

Ytje Veenstra

Ytjes inspiratiebronnen bestaan uit schrijvers, kunstenaars, muzikanten en culturele bewegingen. Ze werkt met referenties en kijkt naar het gevoel dat ander werk bij haar oproept of zoekt naar de overkoepelende gedachte. Dit probeert ze om te buigen naar haar eigen werk.

“Neem het boek Shampoo Planet van Douglas Coupland, dat gaat over hedendaagse popcultuur en trends. Een fascinerend boek, daar heb ik mijn eigen linosneden bij gemaakt. Een traditionele techniek als tegenhanger, maar wel met gebruik van verf in kauwgombalkleuren. Ik luister graag naar No Wave, een stroming uit de begin jaren tachtig als reactie op New Wave. Een interessante muziek- en kunstscene in New York waarin alles door elkaar heen liep: kunstenaars, performers, filmmakers en muzikanten. Die mengeling van verschillende disciplines en media werkt heel inspirerend voor mij.”

Ytje Veenstra

DIGITAAL TEKENEN

Het atelier van Ytje bevindt zich in het centrum van Haarlem. Ze deelt de ruimte met kunstenaar Rutger van der Tas, een klein vertrek met weinig bergruimte. Ieder heeft zijn eigen hoek, Rutgers kant is gevuld met schilderijen, verf en kwasten, bij Ytje staat een groot beeldscherm op het bureau. 18 jaar geleden studeerde ze af als illustrator aan de kunstacademie in Kampen (Artez, Zwolle). Ze werkt voor verschillende opdrachtgevers en is projectcoördinator bij Nieuwe Vide. Momenteel ligt haar focus op digitaal tekenen.

“Sinds vorig jaar ben ik bezig met virtual reality en teken met een VR-headset. Ik heb een tidalgrote bril op net als gamers en werk met twee controllers. Het werkt als Photoshop, maar dan in 3D.” Ytje tekende de karakters voor Another Dream, een geanimeerde VR-documentaire over twee Egyptische, lesbische vrouwen gebaseerd op echte mensen en gebeurtenissen.

“Of ik nu met potlood teken, met VR of met Photoshop, het komt allemaal uit mij. Ook al is de techniek anders, het heeft mijn handschrift. Je kunt mijn werk herkennen aan het gebruik van lijnen en de opvallende kleuren. Ook de gezichten zijn bepalend voor mijn stijl. De term klare lijn gebruikt men vaak als het over striptekeningen gaat. Heel definitief getekend, niet geschetst. Niet alles is in mijn tekeningen omlijnd, maar ik gebruik duidelijke tekenlijnen om iets te verbeelden.”

SCHUREND ELEMENT

Op haar bureau liggen oude encyclopedieën, de meeste opengeslagen. Bovenop ligt een boek over Midden-Amerika met afbeeldingen van Inca-tempels. “Er staan zulke gave foto’s  in die boeken. Ik vind het fijn om erin te bladeren en ze open te laten liggen als ik teken, zo komen er elementen van terug in mijn kunst.” Achter haar hangt een schilderij waar ze aan werkt voor een tentoonstelling tijdens de Kunstlijn (2019, – red.). Een werk geïnspireerd op de Tien Geboden.

“Daar gebruik ik beelden voor uit de tijd van het oude Egypte. Vanuit verschillende bronnen zoek ik een bepaalde thematiek bij elkaar. Het wordt niet een specifiek religieus schilderij. Ik ben in Dokkum zeer gelovig opgevoed, gereformeerd, maar dat ben het nu niet meer. Toen ik gevraagd werd om mee te doen aan deze expositie in de kloostergangen, vond ik dat meteen interessant. Momenteel luister ik naar de Deense metalband King Diamond. Die hebben humor en nemen zichzelf niet zo serieus. Ik kijk of daar iets mee te doen valt in dit schilderij. Er komt nog een bok bij, een schurend element. Het is altijd een zoektocht hoe ik er mijn eigen draai aan kan geven.”

EIGEN HANDSCHRIFT

Op de havo tijdens godsdienstles kreeg Ytje films te zien over exorcisme en bij muziekles behandelde de leraar ‘backward masking’. Bij het achterstevoren afdraaien van bepaalde muziek zou een boodschap van de duivel te horen zijn. “Tussen de regels door werd je altijd bang gemaakt. Alles buiten het geloof was slecht. Inmiddels heb ik dat achter mij gelaten, religie kan veel leed veroorzaken, kijk naar alle conflicten wereldwijd die met geloof te maken hebben. Deze thematiek zie je ook terug in mijn werk. Wat mijn ouders van dit schilderij zullen vinden? Nou, ik zet zeker geen foto van dit werk op de familieapp. Mijn ouders zien de wereld anders dan ik. Als iets verboden wordt, krijgt het voor mij altijd extra aantrekkingskracht.

Mijn broer en ik houden beiden van death metal-muziek. Toen de rave-cultuur opkwam, was ik puber in Noord-Oost Friesland, ik wilde daar zo snel mogelijk weg. Bij housefeesten stond de bus van een christelijke organisatie voor de deur. Ze wilden je bekeren, want je moest wel bezeten zijn door Satan om naar dat soort feesten te gaan. Echt ongelofelijk was dat.”

De periode op de kunstacademie in Kampen ervoer Ytje als een warm bad. Eindelijk kon ze van haar vrijheid genieten. Een plek waar ze zichzelf en haar eigen ‘handschrift’ kon ontdekken. “Eigenheid is heel belangrijk, leerden ze me op de academie. Als je meester bent van je eigen niche, val je uiteindelijk veel meer op. Ik ben mijn eigen handschrift gaan ontwikkelen om herkenbaar te zijn. Je moet ook kunnen leven van je kunst en zakelijk denken is daarbij van belang.”

GROTE TIJDMACHINE

Ytje werkt graag in series, bijna stripachtig. Ze vindt het fijn om een onderwerp uit te diepen en heeft meer beelden nodig om haar verhaal te vertellen. “Wat ik fascinerend vind, heeft vaak meer kanten, die wil ik allemaal belichten. In series werken is voor mij motiverend, het worden uiteindelijk beeldverhalen. Ik werk met schaduw en dreigende sferen om de suggestie te wekken dat er iets engs gaat gebeuren. Dat is interessant, het Film Noir-aspect. Ik hou ook van horrorfilms, maar dan wel het psychologische genre. The Shining van Stanley Kubrick is zo’n film. Geen bloed en monsters, maar spanning en dreiging, dat boeit me. Ik gebruik ook veel elementen uit de jaren vijftig in mijn werk.

Het oude huis van mijn oma is een grote tijdmachine: zeil op de vloer, conservenblikken, formica spullen, plastic bloemen, oranje borden met glazuur, bloemenhanddoekjes, alles hartstikke retro.  Ze loopt nu tegen de honderd en woont sinds een aantal jaren in een bejaardenhuis. Vroeger ging ik vaak bij haar logeren, dat huis was voor mij een echte inspiratiebron. Niets gooide ze weg, alles werd bewaard.

In mijn tekeningen komt dat terug, een mix van dromen en herinneringen. Toen ze verhuisde had ik vooral interesse in de spullen die anderen niet als waardevol of belangrijk zagen. De oudste broer van mijn moeder woont in de VS. Hij stuurde mijn oma en ons brieven en souvenirs uit New York. Ik ben gefascineerd door de vormgeving uit de jaren veertig/vijftig en Amerika, en had al heel vroeg door dat er meer is dan Dokkum. Ik wilde de wereld ontdekken.”

VERSCHILLENDE DISCIPLINES

Ytje zegt niet vanuit een bepaald thema te werken. “Ik bekijk de wereld om mij heen met in mijn achterhoofd de vraag: kan ik hier iets mee? Mijn interesses en alles wat ik zie verschijnt in mijn tekeningen. Mijn werk ging voorheen over de grote stad, nu over de betovering van het alledaagse leven. Fantasie en werkelijkheid vallen samen.

Op dit moment ben ik bezig met een nieuwe serie over de natuur.” Zij laat op de computer de nieuwe werken zien. De eerste afbeelding is van een jonge vrouw aan de bosrand. “Het is een beetje retro, afgeleid van een oude Bambi-poster die ik op mijn kinderkamer had.” Op de volgende tekening duikt een jongen in het water tussen het groen.

“Ik lees nu veel sciencefiction, misschien teken ik er nog een planeet bij.” Een ander werk toont plantenkassen met kleurige bloemen. “In Glasgow bezocht ik een botanische tuin; zo inspirerend die kassen, daar wilde ik graag iets mee doen. Momenteel teken en schilder ik, verschillende disciplines door elkaar heen.  Fuck it, ik ben echt lekker bezig!”

Tekst: Meta van der Meijden/ Fotografie: Debbie Saul Dit artikel is eerder gepubliceerd in de 66e editie van de Haarlemse Stadsglossy.

 

In de 65e editie van de Haarlemse Stadsglossy werd volop aandacht gegeven aan het Kunstlijn Haarlem weekeinde van 2019. Maar ook zijn er in die editie een aantal interviews gepubliceerd met Kunstlijn  voorzitter Joke Breemouer, Rogier Polman (vormgeving) en Wendy Tjalma (communicatie).

INT JOKE HRLM65

 

ROGIER EN WENDY HRLM65

Tekst Joke Breemouer: Meta van der Meijden / Fotografie Christhilde Klein |  Tekst Rogier Polman en Wendy Tjalma: Ziggy Klazes / Fotografie: Christhilde Klein.  Deze artikelen zijn eerder gepubliceerd in de 65e editie van de Haarlemse Stadsglossy.

 

Door twee schuifdeuren stappen we het atelier  van Florence Marceau-Lafleur binnen aan de Leidsestraat in Haarlem. Het voelt aan als een warme huiskamer. Het is de plek waar Florence Feen spiegel creëert voor de wereld…

Tegen de wand staat een reusachtige boekenkast, tot de nok gevuld, alle boeken netjes geordend op een rij. Op een podium ligt haar laptop, een map vol schetsen en stapeltjes verzamelingen. In de hoek een tafel met vers fruit en twee glazen. Aan de wanden hangen kleine, subtiele werken waar ze momenteel aan bezig is. Het atelier is een zelfportret van de kunstenaar. Florence Marceau-Lafleur is ordelijk, bescheiden en een onderzoeker. Kunst is voor haar de manier om de wereld te ontdekken. Dit is haar lab. Haar veilige haven. Florence, geboren in 1988, is een nieuw jong talent in Haarlem. Ze groeide op in Parijs en studeerde daar onder andere museologie. Samen met haar man Bas Lafleur kwam ze vijf jaar geleden naar Nederland. Na haar studie Fine Arts aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunst in Den Haag ging ze vorig jaar samen met hem wonen en werken in de Leidsestraat.

Florence Marceau-LafleurMENSELIJK LICHAAM

De Française komt uit een gezin van wetenschappers. Haar liefde voor literatuur komt bij haar vader vandaan. Hij was docent Frans. Haar moeder wiskundige. De onderzoeker in haar en de belangstelling voor formules is hier aan te verbinden. “Als kind raakte ik gefascineerd door de schetsen van mijn moeder. Hier ontstond mijn drang om de wereld te snappen en begon ik met verzamelen.” Het verzamelen van objecten uit de natuur, onderzoeken, beeldmateriaal en literatuur. “Door de verzamelingen te ordenen en verder te onderzoeken krijg ik grip. Grip op het leven. De ene verzameling is een start van een kunstproject, het andere blijft een proces.” Het werk van Florence staat in het teken van het onderzoek naar dualiteit. Vorm en geen vorm. Positief en negatief. Tijdelijkheid en eeuwigheid. Ieder werk is een gelaagd proces waarin het menselijk lichaam en ruimte vaak centraal staan. Wat is menselijk en wat niet? Voor dit proces gebruikt ze haar verzamelingen, observaties en haar eigen lichaam.

CONSTANT IN BEWEGING

Florence speelt in haar werk met zicht en (bijna) onzichtbare lagen. Dit is te zien in haar verfijnde tekeningen waarin ze eindeloos lijnen en vlakken tekent en weer weggumt. Zo ontstaan verschillende transparante lagen over elkaar heen. De vormen die verschijnen zijn organisch, soms menselijk en lijken constant in beweging. Hoe langer je het werk bestudeert, hoe meer zich openbaart. Tegen de boekenkast staan drie zwarte platen waarop met kalk delen van de gekruisigde Jezus zijn getekend. Wanneer Florence de werken horizontaal naast elkaar legt begint het werk te leven. De lichamen lopen in elkaar over, waardoor de lichaamsvormen verdwijnen en een magisch berglandschap ontstaat. Zo speelt ze met de perceptie van de kijker. Iets wat logisch lijkt verandert.

Florence Marceau-Lafleur

BEWONDERING VOOR DE GESCHRIFTEN

In haar ruimtelijk werk staan (haar eigen) lichamelijke volumes centraal. Dit proces wordt gedragen door wetenschappelijke formules. Zo is ook haar ballonnenserie ontstaan. Een ballon wordt gevuld met de inhoud van de longen, maar loopt ook weer leeg. Met behulp van een speculum en diverse lagen epoxy heeft ze een manier gevonden om de ballonnen te fixeren. De ballonnen bewerkt ze met diverse materialen zoals latex en geschreven teksten, zodat de binnen- en buitenkant verdwijnt en de ballon geen ballon meer is, maar een soort boek dat gelezen kan worden. Verrassend zijn de christelijke thema’s die Florence gebruikt in haar werk. Vanuit haar interesse in literatuur kwam ze in aanraking met handgeschreven middeleeuwse geschriften. Haar bewondering voor de geschriften vind je niet alleen terug in de thematiek, maar ook in haar handschrift. De sierlijke letters zijn verwerkt in haar geschreven onderzoeksresultaten, tekeningen en ruimtelijk werk. Ze gebruikt het geschreven woord als verlengstuk van haar drang om te verklaren. Al hoeft die verklaring niet vanzelfsprekend te zijn.

GETUIGE VAN DE WERELD

Het gros van de ideeën ontstaat tijdens haar werk als model op diverse kunstacademies. “Als je lang een houding aanneemt, heb je alle tijd om de voorwerpen in je blikveld uitgebreid te bestuderen. Dat modellenwerk begon als een sociale ervaring, maar werd al snel een filosofisch proces. Wat is de visie van de maker? Hoe staat die in verhouding tot mijn eigen visie? En is er een verschil in denkbeelden tussen man en vrouw?” Als model staat Florence letterlijk stil in de tijd. Haar lichaam is niet helemaal van haar. Ze wordt getuige van de wereld. Haar lichaam en bewustzijn worden tijdelijk ontkoppeld. Dit is hét moment dat ingevingen ontstaan die zij later in haar atelier verder kan onderzoeken.

Tijdens de Kunstlijn Haarlem is het atelier van Florence Marceau-Lafleur aan de Leidsestraat 53 in Haarlem geopend.

Tekst: Marjolein Blaauwbroek / Fotografie: Debbie Saul Dit artikel is eerder gepubliceerd in de 64e editie van de Haarlemse Stadsglossy.

Onderweg met een camera in de aanslag laat hij zich grijpen door wat hij ziet en legt dat vast. Olaf Kramer fotografeert het liefst stadsaanzichten, landschappen, leegstaande ziekenhuizen en fabrieken. Hij noemt zich fotograaf met een kunstzinnig oog. Dat resulteert in sprookjesachtige werkelijkheden, sfeervol en vervreemdend.

OLAF KRAMER

De geboren Amsterdammer woont nu tien jaar in Haarlem. Op zijn werkplek, een container in Bakke-Rij in de Waarderpolder, sieren grote foto’s van stadsbeelden. Olaf volgde geen fotografieopleiding, maar studeerde industriële vormgeving in Eindhoven. Hij heeft veel affiniteit met architectuur. Zijn foto’s zijn een impressie van hoe hij de wereld het liefste ziet. Iedere dag fietst hij door de stad met zijn camera in de hand. Olaf laat zich leiden door het moment: de boeg van een schip op het Spaarne in de mist, de Molen De Adriaan in het licht van de doorbrekende zon. Het is een bijna idyllische werkelijkheid, die hij graag vastlegt.

“De foto’s die ik op zulke momenten maak, daar verander ik niet veel aan, ik haal er alleen wat kleuren uit in de nabewerking om ze soberder te maken. Ouderwetse fotografie vind ik mooi, mijn werk is een knipoog naar de zwart-witbeelden van vroeger. De werkelijkheid zoals ik die zie, gefilterd romantisch. Het moment als de zon ondergaat en de straatlantaarns aangaan, bijna kitsch, vind ik ook gaaf. Ik fotografeer Haarlem zoals we het zelden zien, waar we te snel aan voorbij gaan. Mijn foto’s leren je anders te kijken naar de stad.”

Hij pakt zijn boek erbij Olaf Ziet Haarlem. “Wat me bij het samenstellen van dit boek opviel, is dat alle foto’s gemaakt zijn in ongeveer dezelfde winterse omstandigheden. Als je er snel doorheen gaat, zie je veel rood, grijs en geeltinten. Enkele foto’s zijn in de lente gemaakt, maar daar heb ik het blauw uitgehaald. Dat werkt vervreemdend, je blijft wat langer naar de foto’s kijken, daar hou ik van. Ze tonen de stad op een andere manier, daar worden mensen door geraakt en dat maakt mij blij.”

FOTOMEDITATIE

Olaf demonstreert op de computer hoe hij werkt, klikkend met de muis. “Hier maak ik het wat lichter, daar wat donkerder of ik haal er nog wat blauw uit. De grijstinten in de lucht, zoals ook op de schilderijen van Carel Willink, vind ik erg mooi. Dit spelen met licht doe ik op gevoel, hier is de kunstenaar bezig, haha. Ik wil eigenlijk niet echt iets uitdragen met mijn foto’s. Het gaat mij om het kijken, ik heb geen dieperliggende boodschap, daar ben ik te visueel voor ingesteld. Iets raakt me en dat leg ik vast. De stad Haarlem is mij erg dierbaar, ik woon midden in het centrum. Als de mist plots opdoemt en er weinig mensen op straat zijn, zie je de stad heel anders. Dat gevoel wil ik overdragen; sfeer en verstilling, daar draait het bij mijn foto’s om. Ik maak geen toeristenplaatjes of promotiefoto’s.

Waar een foto aan moet voldoen? Om dat uit te leggen neem ik je mee naar afgelopen weekend toen ik alleen in Limburg was om daar de bloesem te fotograferen.” Op zijn computer laat Olaf een reeks foto’s zien van bomen in bloei en de Mergelgrotten waar hij vroeger speelde. “Kijk, hoe mooi! Dat heb je hier niet zo, die bloeiende fruitbomen. Ik ben een Amsterdammer, maar opgegroeid in Limburg. Ik had last van extreme heimwee naar de plekken uit mijn jeugd. Na een periode van hard werken realiseerde ik me dat op dat moment de bloesemperiode in de fruitstreek gaande was en wilde daar ronddwalen en tussen de bloeiende kersenbomen foto’s maken. Dus dat heb ik gedaan. Als ik alleen ben, kan ik zelf het tempo bepalen en hoef ik geen rekening te houden met anderen. Dat is fijn aan fotografie; de vrijheid en rust die ik ervaar is bijna een vorm van meditatie. Opgaan in het moment, de geur, het gras, de hommels: een soort fotomeditatie, haha.”

PIETJE-PRECIES

Bij het fotograferen ziet Olaf eigenlijk meteen of een plaat goed gelukt is. “Ik besef me ter plekke wanneer het een mooie foto is, maar weet dan nog niet wat er gebeurt als ik hem later ga bewerken. Thuis kijk ik verder, dan zie ik pas of de foto’s echt scherp zijn en bepaal welke ik uiteindelijk wil gebruiken.” Hij laat zien hoe hij speelt met de uitsnede van een beeld van de bloesem, hij zoomt in en uit. “Kijk, dit is een kanshebber! Ik kijk naar lijnen, lichtval, perspectief en diagonalen. Veraf en dichtbij, scherp en onscherp, het draagt bij aan een krachtige plaat. Compositie is ook heel belangrijk voor mij. Daar kan ik echt veel tijd mee kwijt zijn, gewoon eng bijna, pietjeprecies. Ik zie in één oogopslag wat de foto moet zijn.

Dat gold ook voor deze foto.” Olaf draait zijn stoel om naar de straatbeelden aan de muur. ”De Molen De Adriaan had ik er al snel opstaan, maar ik maak toch tien foto’s. Stapje naar links, stapje naar voren, even wachten op het licht of dat er toevallig nog een vogel voorbij vliegt. Dan sta ik daar zo’n 20 minuten, maar gebruik uiteindelijk toch de allereerste foto. Ik ben echt zeer perfectionistisch wat compositie betreft.”

BEKLEMMEND GEVOEL

Maar waar komt zijn fascinatie voor stadsfotografie vandaan? “De stad Haarlem is erg mooi met bijzondere luchten, soms somber, dreigend of knalblauw door de zee zo vlakbij.” Olaf klikt verschillende stadsbeelden aan. Hij stopt even bij een plaat van de Bavo aan het Spaarne, onherkenbaar bedolven onder een pak sneeuw. “Het sneeuwde die avond hard. Ik ging naar buiten met mijn camera en zag de Bavo er zo bij staan. Door de lange sluitertijd gebeurt er iets geks met het licht. Tijdens het maken van de foto kon ik niet goed zien of het wat werd. Thuis werd pas duidelijk hoe mooi hij was geworden. Ik ben erg blij met deze foto.

Toch ben ik niet specifiek een stadsfotograaf. Liever ga ik naar verlaten industriegebieden of op zoek naar oude sanatoria, ziekenhuizen en leegstaande fabrieken. Dit hier is in de Sphinx-fabriek in Maastricht.” Hij wijst op een foto van een donkere ruimte met in het midden een stenen trap. “Toen ik die trap afliep, zag ik een plakkaat hangen ter herinnering aan de mensen die in deze ruimte schuilden tijdens de oorlog. Ik vind het bijzonder dat die fabriek ook deze functie had. Tijdens het afdalen van de trap kreeg ik een beklemmend gevoel. Het rook er naar natte kalk en het was aardedonker. Ik heb de camera neergezet en hoopte met het kleine beetje licht op een mooi beeld. De foto is goed gelukt. Het drama knalt er van af, maar het beeld is toch ingetogen.”

OP ZOEK NAAR RAFELRANDJES

Olafs foto’s zijn ordelijk, alles klopt, nooit een half gebouw in beeld. “Dat heeft te maken met mijn jeugd”, zegt hij. “Ik was fan van stripverhalen. Ik heb veel Kuifjes gelezen en daar zitten ook geen gekke hoeken in. Het is allemaal vrij rechttoe rechtaan en dat spreekt mij aan, ook in fotografie. De kracht gaat uit van het beeld zelf. Ik kan het dramatischer maken, maar dat is het vaak al; ik wil het beeld nemen zoals het is. Ik probeer rust te creëren, sommige toeschouwers zullen het saai vinden en zich afvragen waarom ik de camera nooit eens scheef houd, maar dat past niet bij me. Ik hou van de rafelrandjes, die zoek ik op. Zoals buitenwijken van een stad met een verhaal. Het zijn niet de plekken waar de meeste toeristen heen gaan. In Belgrado bijvoorbeeld staan drie gebouwen uit de socialistische tijd, het lijkt wel sciencefiction, zo gaaf. Ik heb niets met het socialisme, maar die architectuur vind ik echt interessant. Grauw beton, kolossale afmetingen, in die tijd was dat vernieuwing. Die gebouwen worden nog steeds bewoond, maar ogen totaal niet menselijk. Ik ben altijd op zoek naar unieke plekken, maar van tevoren weet ik niet of ik ze ook tegen ga komen.”

DIT IS ’M!

Olaf werkt het liefst zoveel mogelijk autonoom, alhoewel hij sommige opdrachten te leuk vindt om te laten liggen. “Van de Provincie Noord-Holland kreeg ik de vraag om het provinciehuis te fotograferen. Een foto als cadeau aan alle Statenleden die het huis verlaten na de verkiezingen. Het gebouw moest er van uit een bepaalde hoek opstaan. Ik ben vijf keer terug geweest, omdat het niet was wat ik wilde. Het licht moest goed zijn, rijp op het gras en herten op de voorgrond. Het heeft me heel wat verloren ochtenden gekost. Op een dag was het zover, de zon zorgde voor een lichtstrook over het gras, herten liepen in beeld, de bok hief zijn kop en ik wist meteen: dit is ’m!”

Tekst: Meta van der Meijden/ Fotografie: Debbie Saul Dit artikel is eerder gepubliceerd in de 63e editie van de Haarlemse Stadsglossy.