‘Ik schilder wat me opvalt’
Het zijn realistische werken van wandelaars aan zee of koeien in de wei, maar ook bevreemdende beelden zoals een hooggehakte dame op een scootmobiel of een dansende man in een trouwjurk. Met zijn schilderijen reageert Tony Rootlieb op ludieke wijze op het gedrag van mens en samenleving. “Het is belangrijk anderen te observeren als je wilt weten wie je zelf bent.”
Tony woont in een pand in een zijsteeg van de Grote Houtstraat. De gang beneden oogt als een expositieruimte. Er hangen schilderijen van muziekinstrumenten, strandgezichten, landschappen en zelfportretten. Als lambrisering op de muren heeft de kunstenaar Chinese houten panelen met draken gemonteerd, de vloer is beschilderd als een Perzisch tapijt. Het woongedeelte op de eerste verdieping is klassiek/oosters ingericht. Her en der staan zelfgemaakte lampen van muziekinstrumenten. Langs de wanden staan kasten vol met esoterische boeken.
Tony verhuurde jarenlang Daisy Bell Oefenruimtes in het Slachthuis in Haarlem. Hij deed dat samen met zijn ‘soulmate’ Willeke. Zij regelde de bar, hij was verantwoordelijk voor het technisch gedeelte en maakte er zelf ook muziek. Als jonge man volgde Tony de zeevaartschool, hij heeft nog een blauwe maandag gevaren. Later werkte hij voor een theaterproductiebedrijf, waar hij decors ontwierp en bouwde. Ook schilderde Tony de interieurs van verschillende coffeeshops. Momenteel maakt de kunstenaar schilderijen en 3D objecten. “Ik moet me op verschillende manieren kunnen uitleven, ik kan niet alleen maar schilderen. Er zijn tijden dat ik dag en nacht schilder, op een gegeven moment is de inspiratie weg en ga ik met iets anders aan de slag.” In de zomermaanden heeft Tony een huisje op het strand in Zandvoort, dan schildert hij strandgezichten. “Ik zet op doek wat ik zie. Ook zit ik graag te schilderen langs het Spaarne, of maak foto’s van een mooi tafereel en werk dat verder uit in mijn atelier.”

Tegenoverstellingen
De kunstenaar omschrijft zijn huidige stijl als modern realisme. Met zijn schilderijen reageert hij op speelse wijze op het gedrag van mensen en de samenleving. Hij schildert wat hem opvalt. “Met sommige schilderijen wil ik iets vertellen, dan bedenk ik eerst wat het moet uitbeelden voordat ik eraan begin. Ik zet een scene in elkaar en maak daar foto’s van met een timer of laat een ander fotograferen.” Op veel werken is Tony zelf het model. Hij wijst op een doek met een gewapende soldaat. “Dit werk gaat over tegenoverstellingen. Als mensen een uniform aankrijgen, gaan ze gek doen. Ze voelen zich geroepen om tot het uiterste te gaan, om extreem te reageren. Ik krijg altijd opmerkingen op dit werk. ’Prachtig geschilderd’, zeggen ze dan, ‘maar wat moet je nou met een pistool?’ Ze vinden het agressief. Ik leg dan uit dat de boodschap juist anti-oorlog is in plaats van pro-oorlog.”
Op de overloop hangen nog meer grote schilderijen. Een mooi aangeklede dame met een racebril op zit op een scootmobiel. “Ze gaat uit, de show must go on. Ik probeer met humor serieuze zaken in beeld te brengen.” Naast de vrouw hangt een schilderij met een man met een gasmasker op. “Die schilderde ik in coronatijd. Iedereen liep met maskertjes op, ik heb het wat overdreven.” Daarnaast een werk met een dansend echtpaar. “Dit gaat over de genderkwestie, ik vind het allemaal wat ver gaan. Tegenwoordig weet je niet meer wat de rol van de man en de vrouw is. Het paar maakt de dans van het leven, hij heeft een trouwjurk aan en zij een hoge hoed op. Eigenlijk leg ik liever niet uit wat ik met mijn schilderijen verbeeld, dat moeten mensen zelf maar bedenken.”

Gooi- en smijtwerk
Op zolder bevindt zich het atelier van Tony. Hij gaat voor de trappen op. Onderweg toont hij een grote verzameling Frans glaswerk. “Ieder stuk is uniek, ze zijn met de hand gemaakt. Ik houd van verzamelen, ook deze hoedjes bijvoorbeeld.” Boven op de kapstok liggen twee hoge stapels herenhoeden in verschillende kleuren. Daaronder staat een scootmobiel. “Ik racete ermee door het huis tot ik een keer de bocht uit vloog en mijn contrabas aanreed.” Boven laat hij eerst zijn oefenruimte zien in een geluidsdichte kamer, in de ruimte ernaast staat een mengtafel. Aan de wand in zijn atelier hangen een lammy en een bontmuts. “In de winter is het hier ontzettend koud, ik heb geen kachel. In de zomermaanden als het heet is droogt mijn acrylverf te snel. Het is een beetje behelpen, ik kan niet het hele jaar rond schilderen.” Op een houten ezel staat een schilderij van twee vrouwen aan zee. Verschillende verfpotten staan binnen handbereik op de grond. Het andere deel van de zolder is ingericht als werkplaats. Hier maakt Tony zijn kunstobjecten.
“Ik kan in mijn werkruimte creëren wat ik wil. Ik heb kasten vol beitels, hamers en boren, en ik kan lassen en snijden.” In de kunstobjecten van Tony zitten vaak muziekinstrumenten verwerkt. “Als ze niet meer te repareren zijn, maak ik er een lamp van bijvoorbeeld en als dat lukt een hele reeks lampen. Ik ben wel snel verveeld. Als de uitdaging eraf is begin ik weer aan iets nieuws, wandelstokken fabriceren of zoiets.” De kunstenaar komt uit een geslacht van huisschilders. Als jongen was hij al met schilderen bezig. “Dat was vooral gooi- en smijtwerk. Mijn vader zei: ‘Als dat is wat je wilt, ga dan eerst echt leren schilderen. Gooien met verf kun je altijd nog doen.’ Heel wat jaren later op mijn vijfentwintigste heb ik lessen genomen. In 2020 haalde ik mijn diploma op Kunstacademie Haarlem. Ik wilde nog wat bijleren. Bovendien had ik dat ‘papiertje’ nodig om op middelbare scholen schilderles te kunnen geven.”

Leven zin geven
De kunstenaar is geïntrigeerd door het gedrag van mensen, hij observeert graag. Volgens hem is het belangrijk om naar anderen te kijken als je wilt snappen hoe jezelf in elkaar zit. “Wanneer je mensen observeert, observeer ook jezelf. Je ziet hoe ze zaken aanpakken, hoe ze reageren, je ziet het goede en het foute daarin. Je kan leren van het gedrag van anderen en jezelf ontdekken, dat geeft het leven zin.” Tony wijst op een schilderij van twee mannen tegenover elkaar aan tafel. Het verbeeldt de kunstenaar die met zichzelf een kaartspel speelt. “Het spel in het leven is erachter komen wie je bent. We kaarten met onszelf. Sinds mijn dertigste ben ik met theosofie bezig. Lange tijd heb ik geleefd als een echte rock ’n roller met alles erop en eraan. Daar heb ik een hoop van opgestoken, maar dat had ook verkeerd kunnen aflopen. Op een gegeven moment ging bij mij een lampje branden en ben ik bewuster over het leven gaan nadenken. De oefenruimtes in het Slachthuis waren heel belangrijk voor mij. Ik kon daar rust vinden, muziek maken én schilderen.”
Tony is ook gefascineerd door kleur. Volgens hem is de kleurenwetenschap zo goed als vergeten. Kleur zit net als muziek wiskundig in elkaar, meent hij. “Er zijn drie primaire kleuren. Daarmee moet je alles kunnen maken. Alleen zijn de pigmenten van geel, rood en blauw in verf niet de echte kleuren uit het kleurenspectrum (zichtbaar licht bestaat uit de kleuren van de regenboog red.) In verf heb je zoveel verschillende tinten, ik heb meestal twee rood, twee blauw, twee geel, wit en een paar extra kleuren voor warmte. Als ik een tafereel zie kan ik het zo schilderen. Net als met muziek, als je snapt hoe het werkt kan je elk instrument bespelen. Je moet alleen je motoriek aanpassen. Het is de wil om iets te leren.”

Licht en vrolijkheid
Het willen leren en begrijpen is voor de kunstenaar erg belangrijk. Het is zijn tweede natuur. “Als ik ga hardlopen onderzoek ik eerst hoe dat werkt. Welke spieren zorgen voor beweging? Ik wil precies weten hoe het zit. Als ik het begrijp, vind ik het ook leuker om te doen. Het gaat mij niet om een wedstrijd winnen, maar om de techniek. Ik ben een technicus, vroeger al vond ik het heerlijk om iets uit elkaar te slopen en te zien waarom het zo goed functioneerde.”
De schilderijen van Tony zijn kleurrijk, hij gebruikt vaak aparte kleuren. “Ik heb veel ‘zware’ schilderijen gezien in donkere tinten van Breitner bijvoorbeeld. Prachtig geschilderd, maar ik zou het niet bij mij aan de muur willen. Israëls daarentegen uit dezelfde periode schilderde met mooie heldere kleuren. Ik vertel graag een serieus verhaal met mijn schilderijen, maar wel op een vrolijke manier. Zwaarmoedigheid past niet bij me. Ik schilder licht en vrolijkheid in mijn werk. Ik heb meerdere schilderijen gemaakt van Amerikaanse auto’s’ uit de jaren dertig met een blauwe lucht en een felle zon. Ik heb niets met auto’s, maar deze hebben zo’n mooie ronde vorm. Ze staan voor Cuba, warm weer, vrijheid en avontuur.”
“Realistisch schilderen vergt veel concentratie, de tijd staat even stil. Ik vergeet zelfs naar het toilet te gaan of te eten. Ik kan tot drie keer toe struikelen over hetzelfde snoer dat achter me ligt, zo ga ik op in mijn werk. Schilderen is voor mij een uitlaatklep, het ontspant me.”
Tekst: Meta van der Meijden /Fotografie: Christhilde Klein
Dit interview is ook gepubliceerd in HRLM Stadsglossy nr 94
